c
50
tnet methode. De Turksche kromsabel heeft immers in de vervlogen
eeuwen veel verwarring gesticht; historische bescheiden kunnen daarom
op onverwachte plaatsen aan het licht gebracht worden; de beginselen,
welke door archivarissen in het ordelijke Westen worden voorgestaan,
vinden in het Zuid-Oosten nog geene toepassing; men verkeert er nog
in het stadium van het verzamelen van handschriften betreffende zekere
onderwerpen, waarbij het herkomstbeginsel op den achtergrond geraakt.
Men vindt daar groote belangstelling in elders berustende bescheiden,
welke licht werpen op de geschiedenis van de eigen landstreek, eene
belangstelling, welke te vergelijken is met die van de Amerikanen in de
Europeesche bronnen van hunne geschiedenis
De Hongaarsche taal is voor West-Europeanen vreemder dan de
Slavische talen, welke van denzelfden tak zijn als de hunne. De unie
met Oostenrijk brengt echter mede, \dat in Hongarije de Duitsche taal
door velen gekend wordt en de Duitsche wetenschap er voeling heeft.
In de Jahresberichte is geregeld omtrent de historische werkzaam
heid in dat land verslag uitgebracht, en wel door mannen met Duitsche
namen, wonende te Pesth of Hermannstadt. Liefde voor de nationale ge
schiedenis is in Hongarije vooral gewekt door de gebeurtenissen van 1848
en 1849. De historische klasse van de Hongaarsche Academie van Weten
schappen geeft er leidingeene historische commissie bezorgt een tijdschrift
en de Monumenta Hungariae historica, sedert 1878 ook bronnen
voor de Hongaarsche geschiedenis in Slavische talen, met de Hongaarsche
vertaling. Voor zoover de gegevens voor die geschiedenis niet in kasteden
en kloosters bewaard zijn, vindt men ze vooral in de archieven van de
vorsten, die hunne heerschappij over de aan de Turken ontrukte landen
hebben uitgestrekt, of van de westelijke staten, die in het oosten diploma
tieke vertegenwoordigers hebben gehad. De archieven te Weenen komen
hierbij het eerst in aanmerking.
Dit geldt ook voor de Rumeniërs, van wie een gedeelte onder de
regeering van het Oostenrijksche huis is gebracht. In Bukowina, dat eene
Rumeensche bevolking heeft, bezit Czernowitz sedert 1875 eene universiteit
met Duitsche voertaal, waar echter ook enkele colleges in het Rumeensch
en Rutheensch gegeven worden, zoodat zij eene verbinding kan vormen
evenals de wetenschappelijke centra te Praag en Lemberg. Uit Bukowina was
baron Hurmuzaki afkomstig, een groot verzamelaar van historisch materiaal,
dat hij vooral te Weenen heeft bijeengebracht en dat na zijn dood gekomen
is aan de Rumeensche Academie van Wetenschappen te Bukarest. In deze
hoofdstad van Rumenië heeft de redactie van de Jahresberichte
vroeger een medewerker gehad in Densusianu, voor het eerst in den
Ned. Archievenblad, 1913—1914, bl. 157.
51
vierden jaargang, waar hij zijn overzicht heeft meenen te kunnen doen
aansluiten bij de tot 1804 loopende bibliographie in Enoel's Geschichte
der Moldau und Walachei. Men verneemt daar ook, dat de kro
nieken, welke in het bezit van verschillende bojarenfamilies zijn, sedert
1845 te Bukarest en Jassy worden uitgegeven. In een tweede verslag
(jaargang XII) heeft Densusianu de uitgave der collectie-HuRMUZAKi en
andere publicatiën besproken; sedert is hij nog zesmaal aan het woord
geweest, het laatst in jaargang XXVI over de jaren 1897—1903. Daarna
is Rumenië in de Jahresberichte niet meer behandeld, maar eene
toezegging tot medewerking moet verkregen zijn van prof. N. Jorga,
omtrent wiens groote productiviteit de laatste verslagen van Densusianu
getuigenis afleggen. Zijne nasporingen hebben zich o.a. uitgestrekt tot
het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. In het Archievenblad 1899—
1900, bl. 127 vg„ vindt men in een opstel van den heer Morren over
de Rumeensche archieven, dat geheel aan eene schets van den genoemden
professor is ontleend, een gevolg van het contact tusschen den Rumeniër
en onze archiefwereld. Minder gemakkelijk is het resultaat van Jorga's
werkzaamheid in onze archieven te vinden. Ik mag dit zeggen, omdat ik
eene bijzondere reden had, er een onderzoek naar in te stellen; één deel,
waarin excerpten van brieven van Staatsche gezanten voorkomen, bevindt
zich in de boekerij van het Algemeen Rijksarchief; een ander treft men
aan in de bibliotheek van de Koninklijke Academie van Wetenschappen;
een derde, dat de meeste van die excerpten bevat, is in mijn bezit, dank
zij de vriendelijkheid van den bewerker. Wie het nog niet wist, kan
hieruit afleiden, dat de Koninklijke Academie niet alle publicatiën ontvangt
van de instellingen, waarmede zij betrekkingen onderhoudt.
Uit den aard der zaak is de horizon der geleerden van de aan natio
naliteiten rijke Oostenrijksche monarchie naar het Oosten minder begrensd
dan de onze. Dit blijkt, behalve uit de Jahresberichte, uit verschillende
andere publicatiën. In den Grundriss der Geschichtswissenschaft,
welke door Aloys Meister wordt uitgegeven, is het hoofdstuk palaeographie
bewerkt door den directeur van het archief van Moravië, die zijne taak
begint met een overzicht van de bestaande leerboeken, en daarbij buiten
de ons bekende werken een in de Boheemsche taal vermeldt, geschreven
door iemand met een ontwijfelbaar Duitschen naam, professor te Praag,
niet aan de Duitsche, maar aan de Cechische hoogeschool, welke in 1882
door de splitsing der oude Karel-Ferdinand-universiteit is ontstaan. In de
Urkundenlehre van O. Redlich, professor te Weenen, welke ver
schenen is als onderdeel van het Handbuch der mittelalterlichen
und neueren Geschichte, uitgegeven door Von Below en Meinecke,
worden Hongaarsche, Boheemsche en Poolsche koninklijke oorkonden in
aanmerking genomenook kunnen wij hier kennismaken met eene oude