42
in bewaarneming beschikbaar gesteld Ook hebben wij allen eerbied
voor de goede trouw der Rijksarchivarissen maar we herinneren ons een
verhaal, dat we eens hoorden, nd. dat een voor onze Kerk hoogst belangrijk
bewijsstuk in een Rijksbewaarplaats door een tot eene andere Kerk be-
hoorend groot staatsman ter inzage werd gevraagd, waarop hij tot den
kamerbewaarder zeide „Ik zal het maar even meenemen" en het toen
meteen bij zich wilde steken, wat hem evenwel beslist geweigerd werd
Deze flinkheid van dien lageren beambte tegen een dergelijk optreden
achten wij tot onzen spijt niet bij alle staatsbeambten aanwezig. Voorts
worden de kerkelijke archieven steeds vermeerderd, zoodat de Kerk ook
reeds daarom voor goede bewaarplaatsen zorg moet dragen. Wij wachten
dus ook met belangstelling af, wat de Synode dienaangaande besluiten zal.
v. d. M.
(Overgenomen uit de Nieuwe Nederlandsche Kerkbode, 18 Augustus 1916.)
IV.
Ofschoon tengevolge der noodlottige synodale werkwijze de zaak
haar onmiddellijk belang reeds weder heeft verloren, blijft het vraagstuk
omtrent de archieven der Ned. Herv. Kerk de aandacht waardig. Bespre
kingen dienaangaande kunnen, nu het voorgestelde reglement met algemeene
stemmen is verworpen, alvast ter inleiding dienen voor het volgend ont
werp, dat als een verbeterde uitgave van het thans ingediende bij de
synode van het aanstaande jaar zal ter tafel komen. Welk een ontmoedi
gend werk is toch het ontwerpen van synodale reglementen, wanneer zelfs
een plan, waarvan een ter synode om zijn kunde en ijver zoo dikwijls
geprezen man als de synodale archivaris de ziel is geweest, zulk een
smadelijk lot ten deel valtZal, vraagt men zich thans reeds zonder veel
hoop af, het nieuwe ontwerp der synodale commissie straks op beteren
uitslag mogen rekenen
Ter verontschuldiging van het veroordeelend vonnis der synode kan
men inbrengen, dat het hier inderdaad een zaak geldt, waarbij, gelijk
trouwens bij de meeste synodale regelingen, allerlei netelige bezwaren zich
voordoen, die een buiten de kerkelijke wetgeleerdheid staand vakman mis
schien een weinig onderschat.
Al aanstonds wordt hier een der teere plekken in het kerkelijk leven
aangeraakt, nl. de kwestie der bevoegdheid. De plaatselijke besturen waken
nauwlettend over de zelfstandige rechten der gemeente, en rijzen tot verzet
overeind, zoodra er van ingrijpen door hoogere besturen sprake is. In de
Wij veroorloven ons op te merken, dat derhalve het éénig bekende bewijs
van de al- of niet-betrouwbaarheid der rijksarchiefbeambten vóór hen pleit.
Redactie.
43
steeds vermeerderde centralisatie van hoogerhand zien zij een aanmatigend
optreden. Overal gaan de classicale en provinciale besturen zich mee
bemoeien„wanneer wij", aldus de kerkeraden en kerkvoogdijen, „voor
elk onzer daden hun goedkeuring moeten vragen, al onze besluiten door
hen moeten laten teekenen, al onze bescheiden naar hen moeten opzenden,
kunnen wij evengoed verdwijnen. Deze wrevel over hun vermeende on
mondigheid zal zich in verzet openbaren zelfs ten opzichte van een zaak,
die zoo weinig de belangstelling der plaatselijke machthebbers heeft als
het kerkelijk archief.
Deze ontoereikende belangstelling is het juist, die naar het oordeel der
synode een reglement noodig maakt. De hoogere besturen moeten de
plaatselijke machthebbers kunnen dwingen tot zorg voor het archief, even
als zij hen reeds hebben gedwongen tot een overzienlijke boekhouding,
een degelijke geldbelegging en honderd nuttige dingen meer. Is het
archief bij de plaatselijke machthebbers niet veilig, dan moet het aan de
onbevoegde beheerders kunnen worden onttrokken. Maar hier raakt men
aan het teere punt. Hoeveel zaken zijn er bij een vereeniging evengoed
als bij den particulier, waarnaar de bezitter niet omziet, totdat er een aan
slag wordt gedaan op zijn eigendomsrecht? Dan te kunnen zeggen: „Het
is van mij, en gij blijft er af!" is vaak het eenige genot, dat zulk overigens
versmaad bezit oplevert.
Het zou kunnen zijn, dat kerkeraadsleden plotseling met een eerbie
dige liefde werden bezield jegens de stoffige folianten, die ergens in een
vochtige kast liggen te schimmelen, zoodra hun de synodale commissie
gelastte, deze stukken in bewaring te stellen in het archief van een der hoo
gere besturen. Toch zou aan het hoogere bestuur ook zonder nieuw regle
ment tot dergelijk ingrijpen het recht kunnen worden toegekend op grond
van artikel 19 van het synodaal reglement voor de kerkeraden, dat de
zorg voor de archieven aan den kerkeraad opdraagt. Sinds 1842 wordt
de toestand dezer plaatselijke archieven bij de persoonlijke kerkvisitatie
onderzochtdoch of er tegen de bewaarders wel eens kerkrechtelijk is
opgetreden, durven wij niet in bevestigenden zin beantwoorden. Meestal
blijven de kerkvisitatoren bescheiden in hun eischen, en is de kerkvoogdij
wel genegen den kerkeraad krediet te verleenen voor het tochtroostertje
in de kast of den nieuwen rug in de portefeuille, waarmee de onderzoekers
verklaren te zullen zijn voldaan.
Dat predikanten want zij zijn de plaatselijke archivarissen dik
wijls te weinig zorg aan het hun toevertrouwde archief besteden, ligt
meestal aan het geringe belang dat dit voor hen heeft. Hier dient onder
scheid te worden gemaakt tusschen het z.g. oud-archief (d. i. van vóór
1816) en het nieuw archief. Het eerste heeft voor hen uitsluitend betee-
kenis als zij genealogen of kerkhistorici zijn, en deze beteekenis is dan