28 Private archieven hebben in de eerste en voornaamste plaats belang voor de instelling, die het archief gevormd heeft, of die de rechtverkrijgende is van het college of den persoon, wien het zijn bestaan verschuldigd is. Maar het kan zijn, dat ook de maatschappij en de wetenschap belang hebben bij die archieven. Dat behoeft niet altijd het geval te zijn. Er zijn ook private archieven, die uitsluitend van belang zijn voor de instelling zelve, waarvan zij afkomstig zijn. In zulk een geval zal b.v. het veel besproken archief van het bestuur van eene kookschool verkeeren. Noch de maatschappij, noch de wetenschap of de kunst zou er iets bij verliezen, zoo dat archief niet bewaard werd, maar verloren ging. Het archief van het bestuur van eene kiesvereeniging daarentegen, al werd het in de ver gadering ook in één adem met dat eener kookschool genoemd, kan uit een historisch oogpunt wel degelijk belangrijk zijn. Dan heeft behalve het bestuur der kiesvereeniging ook de Staat er belang bij, dat het niet ver loren gaat. Er zijn dus in dit geval en in vele andere gevallen termen voor den Staat of zijne organen, om zich het lot van zulk een archief aan te trekken. Maar ook als het een historisch belangrijk archief geldt, heeft het publiek gezag niet altijd tusschen beide te komen. Dat is alleen gewenscht, als de direct belanghebbende in gebreke blijft. Als de kerk b.v. hare archieven verwaarloost, dan rust op den Staat de moreele verplichting om voor die archieven zoo mogelijk te zorgenhij behoort er zijne depots voor open te stellen. Maar alleen als de kerk zelve in die taak te kort schiet. De archieven van opgeheven Waalsche kerken worden in de Bibliothèque wallonne behoorlijk verzorgd. Het zou dwaasheid zijn, zoo de Staat of de burgerlijke gemeente er zich mede bemoeide. Het Rijk en de gemeente treden in al die gevallen alleen op, als de naaste belang hebbende zijn plicht niet doet. Wanneer nu wordt behoorlijk voor een archief gezorgd? Me dunkt, met bloot materieele zorg, dat het archief niet teloor gaat of door vocht bederft, kan niet worden volstaan. Een archief voldoet pas aan zijne bestemming, als het, behoorlijk geordend en onder deskundig toezicht gesteld, voor het wetenschappelijk publiek toegankelijk is. Ik zou daarom b.v. niet aarzelen om het archief eener kerkelijke gemeente in een Rijks- of gemeentedepot op te nemen, wanneer het daardoor van voor het publiek gesloten openbaar werd. Daarentegen schijnt mij een archivaris geen archief in zijn depot te moeten opnemen, wanneer niet uitdrukkelijk bedongen wordt, dat het archief, zij het met eenige beperking, toegankelijk wordt voor belangstellenden en wetenschappelijke onderzoekers. De conclusie, waartoe ik kom, is dus deze Tegen het opnemen van private archieven in openbare depots zijn geene principieele bezwaren. Alleen praktische overwegingen moeten beslissen, of tot de opneming van zulk een privaat archief in een openbaar 29 depot al of niet zal worden overgegaan. Onder die praktische overwegingen zijn de voornaamste: of de maatschappij al of niet belang heeft bij de bewaring van het archief, en of de naaste belanghebbende al of niet in zijne taak om voor het archief te zorgen te kort schiet. Het bovenstaande is zoo eenvoudig en voor de hand liggend, dat ik geaarzeld heb er de redactie van het Archievenblad mede lastig te vallen. Toch heb ik het ten slotte ingezonden, overwegende, dat juist het voor de hand liggende vaak wordt voorbijgezien. Passen wij nu het gevondene toe op de bedrijfs- en handelsarchieven, die terecht door de Handleiding tot de private archieven worden gebracht: „Een handelaar", zegt de toelichting tot 3, „kan even goed als eene handelsvennootschap of eene handelsvereeniging een archief hebben, bestaande uit journalen, kasboeken, ingekomen brieven, kopie boeken van uitgaande brieven enz." De publieke autoriteiten hebben zich die archieven, die voor de economische geschiedenis van belang zijn, alleen aan te trekken, als de naaste belanghebbenden in hunne taak te kort schieten. Als dus het Historisch-economisch archief, uit den kring der belanghebbenden zelf ontstaan, zijne taak ten opzichte dier archieven behoorlijk vervult, ze veilig bewaart, ze behoorlijk ordent, ze onder des kundig toezicht plaatst, ze voor het publiek toegankelijk stelt en naar Rijks- en gemeentearchieven de daar ter raadpleging verlangde stukken tijdelijk in depot zendt, dan zie ik waarlijk niet in, waarom de gemeente zich de noodelooze moeite geven zou om hetzelfde te doen, wat reeds door anderen, die er eer toe geroepen zijn, wordt verricht. Alleen als het Historisch-economisch archief in de zich zelf gestelde taak tekort schoot, als er b.v. gevaar was, dat het beheer van de archieven niet deskundig, d. w. z. niet door een archiefkundige, werd gevoerd, en dat de stukken werden geordend als historisch-economisch studiemateriaal met verwaar lozing van het archivalische verband, of als de archieven niet of bezwaarlijk geraadpleegd konden worden, dan, maar ook eerst dan zou er m.i. reden zijn voor de alarmkreten, die door sommigen zijn geslaakt, en dan zou er ook grond zijn voor onze Vereeniging om op te treden. R. FRU1N. Een nieuwe provinciale en gemeente-ambtenaar. In een hoofdartikel van de Gemeentestem is onlangs instemming betuigd met de hoofddenkbeelden, die ik voor eenige maanden in eene brochure ontwikkeld heb over de beste methode van inrichting der zich steeds uitbreidende registratuur van gemeenten en provinciën. Natuurlijk ben ik zéér ingenomen met het feit, dat mijne denkbeelden instemming vinden bij de mannen van de praktijk, waarmede ik uit den

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 20