26 ontvangen niet slechts als ambtenaar of lid eener commissie, maar ook als beheerder eener zaak, als lid eener firma, als bezitter van een leengoed, als voogd, als echtgenoot, als vader, als belangstellende in zaken van wetenschap of kunst, enz. De eenige band is, dat al die stukken afkomstig zijn van denzelfden persoon en van degenen, in wier rechten hij door afstamming, erfenis of koop getreden is. Zulk eene verzameling mist dus de eenheid, welke men wel vindt bij een archief, dat altijd afkomstig is van een bestuur met eene bepaalde en beperkte taak. Een archief is dus een organisch geheel, eene verzameling familiepapieren niet. De regels, die voor een archief gelden, kunnen dus niet zonder meer op een dusge naamd familiearchief worden toegepast. In hoeverre het dus wenschelijk moge zijn zulke familiearchieven in een Rijks- of gemeentelijk archiefdepot op te nemen, is een vraagpunt op zich zelf, dat thans, meen ik, niet aan de orde is gesteld. v Men wachte er zich wel voor om, gelijk ik mij meen te herinneren, dat op de laatste vergadering is geschied, de familiearchieven uit te sluiten, omdat zij de papieren bevatten van bepaalde personen, in tegenstelling tot de van meerhoofdige besturen afkomstige eigenlijk gezegde archieven. Of eene verzameling gevormd is door een bepaald persoon of door een college, is geen criterium, waarnaar men beoordeelen kan, of men al of niet met een archief te doen heeft. De prefekt vormt even goed een archief als het college der Staten, de landdrost evenzeer als landdrost en assessoren, een handelaar niet minder dan eene handelsvennootschap. Het criterium, waarop het aankomt, is, gelijk reeds is opgemerkt, dit, of de papieren de neerslag zijn van eene bepaalde functie of werkzaamheid, dan of zij geen anderen band hebben, dan dat zij aan denzelfden persoon hebben toebehoord. Ook de scheidingslijn tusschen private archieven eener-, en die van publiekrechtelijke lichamen anderzijds heeft de Handleiding m. i. juist getrokken. In de te Hoorn gehouden vergadering heeft men die grens willen verdoezelen en de archieven van kerken, kloosters, gasthuizen en andere stichtingen van de private willen scheiden om ze tot de publieke te brengen. M. i. ten onrechte. Het is natuurlijk volkomen juist, dat in de middeleeuwen kerk en Staat naast elkander stonden op ééne lijn, als de beide groote organen der toenmalige maatschappij, en dat dientenge volge de band tusschen de wereldlijke en de kerkelijke overheden veel nauwer was dan nudat men, zich uitsluitend beperkende tot de middel eeuwen, de archieven van den Staat en die van de kerk niet tegenover elkander kan stellen als archieven van publiekrechtelijke en van privaat rechtelijke lichamen. Maar reeds de hervorming bracht hierin verandering: er ontstonden meer kerkgenootschappen naast elkander, en slechts een hunner bleef tot den Staat in dezelfde verhouding, waarin vroeger „de" 27 kerk tot den Staat had gestaan. De kerken der dissenters kunnen be zwaarlijk publiekrechtelijke lichamen heeten, en het archief van de Doops gezinde sociëteit lijkt mij even goed als het archief van eene sociëteit van levensverzekering een privaat archief te zijn. Door de revolutie werd door den Staat ook de band met de bevoorrechte of Staatskerk verbroken, en sinds dien zijn alle kerkgenootschappen zonder twijfel privaatrechtelijke lichamen. Hunne archieven, ook de uit vóór den tijd der revolutie of der reformatie dateerende, zijn daarmede private archieven geworden, even goed als b.v. de archieven van oorspronkelijk door stedelijke magistraten opgerichte handelsvereenigingen, die zich later van het toezicht van het stadsbestuur hebben geëmancipeerd en zelfstandig zijn blijven voortbestaan, door die ontwikkeling private archieven geworden zijn. Wackernagel neemt „die Sammlung derjenigen Schriftstücke, welche auf dem Weg privater Verwaltung entstanden aber durch Uebergang derselben an den Staat nachtraglich öffentlichen Charakter erhalten haben", onder de publiekrechtelijke archieven op, en ook hier te lande worden diergelijke archieven met die, welke de organen van den Staat zelf hebben gevormd, op ééne lijn gesteld. Zoo moet men omgekeerd de kerkelijke archieven ook beoordeelen naar de plaats, die de kerk thans in den Staat inneemt. De kerk is thans een privaatrechtelijk instituut; dus zijn de kerkelijke archieven private archieven. Sprekende op de laatste ledenvergadering, heb ik zelf gemeend in zooverre van de door de Handleiding getrokken grens tusschen de publieke en de private archieven te moeten afwijken, dat ik voor de vraag van de al of niet opneming van private archieven in de Rijksdepöts de gemeente- en waterschapsarchieven, en omgekeerd bij de beoordeeling van het al of niet wenschelijke om private archieven in gemeentelijke archief depots op te nemen de Rijksarchieven met private archieven heb gelijk gesteld. Bij nadere overweging schijnt mij dit echter niet juist. De gemeentearchieven kunnen alleen krachtens bijzondere voorschriften in het bezit van rechterlijke, notarieele en andere Rijksarchieven komen, en de verhou ding tusschen het Rijk en zijne organische deelengemeente en waterschap is zoodanig, dat in de concept-archiefwet eene bepaling is kunnen worden opgenomen, die voorschrijft, dat de archieven van gemeenten en water schappen, die door hunne eigenaars verwaarloosd worden, ook tegen den wil dier eigenaars naar de Rijksarchiefdepots moeten worden overgebracht: het Rijk neemt dan de taak van de gemeente of het waterschap over. Onze rechtsopvattingen zouden niet veroorloven diergelijke dwangmaatregelen ook ten opzichte van private archieven te treffen. Daarom moet men, ook al plaatst men zich op het standpunt van het Rijk, toch tusschen gemeente en waterschapsarchieven eener- en private archieven anderzijds onderscheiden. r

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 19