22 zoo zij afkomstig zijn van personen of families, die in die ressorten een rol hebben gespeeld, hetzij in het politieke, in het economische, het weten schappelijke of het kunstleven. Maar zoo die personen of families een zoodanige beteekenis niet hebben gehad, is er voor de opneming hunner papieren geen reden. Het geval kan zich dan nog, maar allicht zéér zelden, voordoen, dat het archief een typisch beeld geeft van de ontwikke ling eener bepaald soort familie, van een eigenaardige kring of een door- snede-gezinook in dat geval kan nog opneming overwogen worden. Maar eigenlijke handschriften-verzamelingen behooren in de bibliotheek. De niet op te nemen archieven zullen ook goed geplaatst zijn in de, uit den aard der zaak genealogische, verzameling, welke door den Hoogen Raad van Adel gevormd wordt. Ten slotte de sub 4 genoemde economische archieven. Daar wordt de zaak ook weder eenigszins anders. Voor de ontwikkeling van een ressort hebben de oude bedrijven natuurlijk beteekenis gehad. Mocht men in Leiden het archief van een middeleeuwsch of ook nog van een zes tiende- of zeventiende-eeuwsch drapenier verwerven kunnen, het zou zeker een wenschelijk bezit vormen. De bedrijven uit die tijden zijn zoo met het geheele plaatselijke leven samengegroeid, dat de ontwikkeling eerst uit beider historie kan worden gekend en begrepen. Zoo zou bijv. een Delftsch brouwers- of plateelbakkers-, een Ooudsch pijpenmakers-, een Amsterdamsch scheepsmakers-archief enz. enz. even welkom zijn. Maar tegen het laatste kwart der zeventiende eeuw begint dat anders te worden. Dan wordt de samenhang van het innerlijk leven der bedrijven met dat van de plaatselijke ontwikkeling veel geringer, om in de 18de eeuw vrijwel te verdwijnen. Zeker, dat in de 18de eeuw de plateel bakkerij in Delft bloeide, en dat de welvaart der stad met die van dit bedrijf ten nauwste samenhing, wil ik niet ontkennen. Maar het bedrijf als zoodanig in zijn organisatie, in zijn innerlijke ontwikke ling stond geheel buiten het plaatselijke Delftsche leven. De toestand zou er niet anders uitzien indien, inplaats van aardewerken, hoeden of schoenen zouden zijn gefabriceerd. Zoo verliest reeds in de manufactuur-periode het innerlijk bedrijfs leven zijn beteekenis voor de locale ontwikkeling. Slechts de uitkomsten der bedrijven (vooruitgang, uitbreiding, achteruitgang) hebben belang voor de plaatselijke welvaart. Daarmede worden dus ook voor de locale ge schiedenis de archieven dier bedrijven zonder belang, daar deze vooral over de innerlijke organisatie licht geven, ten opzichte der uitkomsten daarentegen slechts dan dit zouden doen, wanneer wij over véél gelijk tijdige archieven zouden kunnen beschikken. Zien wij nu even de feiten onder de oogen, dan blijkt, dat er naar alle waarschijnlijkheid géén archieven van vóór de manufactuurperiode en 23 maar zeer weinige uit die periode-zelf over zijn. En dat dus als hoofd regel kan worden aangenomen, dat de verzameling van bedrijfsarchieven in het administratief archief van het ressort niet noodig is, aangezien die archieven geen beteekenis hebben voor de kennis der ontwikkeling voor het ressort, waarop dan de uitzondering moet worden toegelaten, dat, mocht het tegendeel in sommige gevallen blijken, de opneming overwogen worden kan. Beschouwden wij tot hiertoe de archieven ontstaan vóór 1813, wij moeten ook nog stilstaan bij die van later oorsprong. Over het algemeen kan men wat deze betreft zeggen, dat voor hunne opneming in de admi nistratieve archieven weinig te zeggen is; slechts in het geval het instel lingen en stichtingen, kerkelijke groepeeringen of personen van zeer bijzondere beteekenis geldt, zou men daarover anders moeten denken. Het zou te ver voeren daarvoor voorbeelden te gevenhet criterium is trouwens wel duidelijk. Slechts een enkel woord over wat m i. niet moet worden opge nomen. Dat zijn archieven van een kegelclub, een kookschool, een afdee- ling van Floralia en dergelijke, die door enkele ambtgenooten helaas reeds zijn binnengehaald. Al dergelijke instellingen hebben immers, hoe nuttig zij ook zijn, in hun inwendige organisatie geen beteekenis voor de veel rijker en ruimer levende ressorten, waarin zij hun taak vervullen. Wat van belang is, is wat in hun, meestentijds gedrukte, jaarverslagen wordt openbaar gemaakt. Men verzamele in de bibliotheek van al dergelijke instellingen dus: de statuten, verslagen, feestbundels, en eventueele andere gedrukten, maar men overbelaste de archivarissen niet met hunne over het algemeen voor de buitenwereld hoogst onbelangrijke archieven. Speciaal voor de bedrijfsarchieven wil ik daaraan nog iets toevoegen. De grootbedrijven, die in de 19e eeuw van zoo groote beteekenis voor de ressorten kunnen zijn waarin zij werken, vormen natuurlijk ook voor de buitenwereld zeer belangrijke archieven. Maar van deze geldt nog sterker dan voor de gelijksoortige 18de-eeuwsche, dat zij voor onze archieven geen belang meer hebben. Uit hun jaarverslagen, uit de verslagen van de Kamers van Koophandel enz. blijkt al wat wij voor de beteekenis dier bedrijven voor de plaats hunner vestiging weten moeten. Maar of het gebrouwen bier naar Oost of naar West verstuurd wordt; of de afnemers der katoentjes in Rusland of in Indië gevonden wordenof de bankzaken via de Amsterdamsche of de Rotterdamsche banken geschieden, kortom al die dingen, waaromtrent het archief ons in bijzonderheden inlicht, zij hebben slechts belang voor hem, die de economische ontwikkeling van den tijd wil kennen, maar niet voor den locaal-historicus-als-zoodanig. Het internationalisme der tegenwoordige voortbrengingsperiode heeft het geheele inwendige leven der bedrijven doen geraken buiten den invloed van hun plaatselijk milieu. Dat het jammer zoude zijn dat dergelijke archieven r

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 17