14 depót behooren, moeten, als er aanleiding en gelegenheid toe is, daarin opgenomen worden. 3. Door partikulieren bijeengebrachte verzamelingen van papieren behooren niet in de archiefdepots, maar in de openbare bibliothekenzij moeten in de archiefdepots alleen opgenomen worden als noodmaatregel, indien voor hen geene andere geschikte bewaarplaats is aan te wijzen. Losse private handschriften behooren, als zij geschiedkundig belang hebben, mede opgenomen te worden in eene bibliotheek van lokale geschiede nis, die aan een archiefdepot kan verbonden worden, of in de hand- schriften-verzameling van het depot. 4. De oprichting en verrijking van bewaarplaatsen van zekere cate gorieën van dergelijke private verzamelingen (b.v. de bibliotheek van den Hoogen Raad van adel, het Historisch-economische archief enz.) moeten door de archivarissen toegejuicht en bevorderd worden." Dr. Van Gelder en ik staan nu gezamenlijk aan de tegenovergestelde zijde van de heeren Fruin en Baart de la Faille. Beiden willen blijk baar van de opneming van private archieven weinig of niets wetenwij daarentegen denken er anders over en zijn de opneming gunstiger gezind ik verwacht, dat wij in de toepassing onzer beginselen ook dicht bij elkander zullen staan. Maar, naar het mij voorkomt, is er in de begrippen van Dr. Van Gelder, zooals hij die uitdrukt, toch te weinig lijn. Zijne be palingen zijn zuiver willekeurig; vooral heb ik bezwaar tegen zijn denk beeld, om de historiographie van een district aan te nemen als criterium voor de samenstelling van een depot; een dergelijk criterium moet dienen voor de vorming eener bibliotheek, maar mag niet dienen voor de vorming van een archiefdepot. Mijne punten geven, naar het mij voorkomt, een meer helderen en meer gezonden leiddraad aan de hand, waarmee Dr. Van Gelder zich wellicht zal kunnen vereenigen. Het tweeman schap Fruin-Baart de la Faille staat tegenover ons, en wanneer deze heeren zich vóór de volgende vergadering ook willen verstaan en samen twee weloverwogen, goed geredigeerde stellingen willen indienen, dan kan het debat gemakkelijk en de beslissing principieel zijn. Mocht men zich met onze bepalingen kunnen vereenigen, dan zou tevens van zelf de questie van het Historisch-economische archief in de volgende vergadering afgedaan kunnen wordenimmers er zou een criterium gevonden zijn, dat toelaten zou, de verschillende soorten van private papieren systematisch te organi- seerenarchieven zouden wij opnemen, andere verzamelingen in den regel niet. Ik leg daarbij ook nog even nadruk op het laatste puntde bevordering van het tot stand komen van depots van bepaalde categorieën van stukken, b.v. van familie-archieven (niet van heerlijkheids-archieven, die stellig open bare archieven moeten heeten, al zijn ze meestal sterk met private bestand- deelen besmet). Nog dezer dagen werd mij aangeboden het archief eener 15 onlangs uitgestorven adellijke familie, die tot de ridderschap van eene onzer provinciën behoord hadgenealogisch was de collectie van belang, toch is ze door drie onzer rijksdepots geweigerd. Ik verwees ze nu naar den Hoogen Raad van adel, die er (terecht) gelukkig mede was. Zoo heb ik met tallooze stukken uit de onmatig aangezwollen handschriften-collectie van mijn depot onze Universiteits-bibliotheek verrijkt. Ik meen, dat zoo iets een voordeel is, ook voor ons, en dat alles, wat dergelijke evacuatie van het niet bij ons behoorende bevorderen kan, ons welkom moet zijn. Nu de bezwaren tegen het Historisch-economische archief toch weder in het debat gebracht zijn (en denkelijk ter volgende vergadering weder aan de orde komen zullen), maak ik van de gelegenheid gebruik, om de questie van de opneming door de rijksdepots van deze categorie van private archieven hier nog eens te bespreken. De voorstanders van die opneming gaan uit van het denkbeeld, dat een archiefdepot behoort te bevatten alle bronnen voor de geschie denis van eene stad, eene provincie, een staat. Dit nu schijnt mij een onjuist denkbeeldhet slaat geen acht op het onderscheid, dat in onze Handleiding op den voorgrond is gesteld, het verschil tusschen een archief en eene bibliotheek. Het archiefdepot bedoelt geenszins, alle bronnen voor de geschiedenis van zekere lokaliteit, veelmin alle stukken, die de beheerder „belangrijk" acht of waarvoor in het depot nog plaats is, te verzamelen. Het heeft een ander doel en men stelle daarom andere criteria voor de opneming van stukken in een archiefdepot: de beheerder moet m. i. de archieven van eene lokaliteit trachten bij een te brengen en te organiseeren. De definitiedie onze Hand leiding van een archief geeft, stelt op den voorgrond (de heer Baart de la Faille moge dit eene noodlottige omstandigheid vinden, het is niettemin zoo), dat archieven behooren uit te gaan van een bestuur of een ambtenaar ex officioook aan private archieven schenkt zij (in tegenstelling met schrijvers van gezag) dezen naam, doch slechts aarzelend, niet volmondig, met zekere beperkingen. En terecht, want private archieven, die dikwijls zelfs geene vaste organisatie hebben, zijn voor een belangrijk deel eigenlijk handschriften-verzamelingen. Wel kent de Handleiding, naast openbare archieven, die in onze depots opgenomen worden, ook de in bruikleen ontvangen of geschonken archieven, voor wie geen openbaar karakter vereischt wordtdoch zij noemt, als voorbeelden van zulke archieven, die van kerken en hofjes, stichtingen dus, die onmiddellijk naast de openbare archieven staan. Ook de concept-archiefwet is met deze bepaling, zoover ik weet, niet in strijd. Wel spreekt zij in art. 2 van stukken, die krachtens overeenkomst met „particuliere instellingen of per sonen" in de archiefbewaarplaatsen zijn opgenomenmaar het is overbekend,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 13