8 twee nieuwe ondernemingen tegelijk op touw te zetten: een handboek voor de Nederlandsche paleographie en een handboek voor de Neder- landsche chronologie. Het was overmoed. Ik wil de jammerlijke geschie denis van het Handboek der Nederlandsche paleographie niet behandelen het is aan onze leiding ontsnapt, en het is toen helaas in geen enkel opzicht geworden, wat wij er van gehoopt en ook met recht van verwacht hadden. Dat is wel een groot en bitter verdriet geweest. Gelukkig kan ik u van de zuster-onderneming, die onder den druk van deze teleurstelling geruimen tijd gesluimerd heeft, thans eindelijk betere en hoopvollere berichten geven. De commissie, die het boekje voorbereidt, heeft een werkplan vast gesteld, en ik durf verwachten, dat de zaak thans op den goeden weg is. Eene nieuwe onderneming is intusschen voor een paar jaren ter hand genomen: de bewerking van een Arch iefg ids, die niet alleen eene beredeneerde lijst zal geven van de voornaamste Nederlandsche archieven, maar ook een kort overzicht van en inlichtingen over de verschillende archieven, die elk depot in zijne bewaarplaatsen herbergt. Het boek zal alzoo naar het luisterrijke voorbeeld, door Bakhuizen van den Brink in zijn Overzigt van het Nederlandsche rijksarchief ont worpen, maar helaas nog altijd niet voltooid, een overzicht geven en tevens een wegwijzer zijn voor het gebruik onzer Nederlandsche archieven. De door ons voor deze taak benoemde commissie heeft ons onlangs ver blijd door de mededeeling, dat de stof voor de rijksarchiefdepots in Zee land, Utrecht, Groningen, Drenthe en Limburg, en voor ééne afdeeling van het Algemeene rijksarchief geheel is bijeengebracht, terwijl dit voor het Friesche depot gedeeltelijk het geval is. De zaak vordert dus, al ver helen wij ons niet, dat de bewerking van het materiaal, als het bijeen zal zijn, nog vrij wat tijd zal eischen. Ten vorigen jare wees ik u op de wenschelijkheid, om ook nieuwe wegen te gaan bewandelen. Naarmate de tijd voortgaat en de zooge naamde nieuwe archieven na 1813 in omvang toenemen, wordt de drang, om ook dezen aan onze zorgen toe te vertrouwen, allengs onweerstaanbaar meer en meer worden deze archieven naar onze depots overgebracht. En nu wij met deze verwaarloosde massa's kennis maken, wordt de jammer lijke toestand der omvangrijke collecties ons steeds duidelijker. Dit is te ernstiger, omdat allengs zich zekere ontevredenheid baanbreekt over de methode, die bij de rangschikking der archiefstukken, in aansluiting bij oude traditiën, gevolgd wordt; men streeft naar meer praktische inrichting, ook al zou die strijden met de van ouds gevolgde beginselen, naar eene geheel nieuwe organisatie der archieven. Het is mij voorgekomen, dat wij, die door onze bekendheid met archiefordening en ook door onze voortdurende nasporingen in archieven geleerd hebben, een open oog te hebben voor de behoeften van het praktische gebruik der archieven en 9 daarbij ook voor de waarde van de gevolgde ordenings-systemen, wel aangewezen zijn, om ten dezen een woord mede te spreken, aange wezen, om eene vingerwijzing te geven naar de te volgen richtingen en te waarschuwen voor mogelijke misstanden. Ik heb mij verstout, om in hoofdtrekken een systeem van regeling der nieuwe archieven te ontwerpen, dat, zich aansluitend bij de nieuwe denkbeelden, toch in bijzonderheden van de in den laatsten tijd aanbevolen ordenings-systemen afweek lk ben daarbij niet ongelukkig geweest; ik heb van bevoegde zijden instemming gevonden, en waar men mij tegensprak, heb ik althans belangstelling en waardeering ontmoet. Intusschen, uwe vergadering heeft gemeend, over dit haar veelszins vreemde onderwerp nog geen definitief oordeel te mogen uitspreken; zij heeft nader onderzoek wenschelijk geoordeeld, en zij heeft daaraan wèl gedaan. Een verzoek van den heer Vermaat, die zich naar gij weet, bijzonder met het registratuurstelsel bezighoudt, om lid van onze vereeniging te worden, is dienovereenkomstig dan ook door uw bestuur afgewezen. Maar het bestuur heeft de zaak tevens ernstig over wogen en besloten u voor te stellen, ze ten fine van nader onderzoek aan eene commissie uit onze vereeniging te onderwerpen. Het vraagt van u thans daarover eene beslissingte gelegener tijd zal, als uw besluit gunstig is, de commissie dan benoemd kunnen worden. Intusschen is van andere zijde voor onze vereeniging alweder eene nieuwe taak aan de orde gesteld, die in het buitenland reeds niet geheel nieuw meer is. Men wenscht door de Nederlandsche archiefdepots ook te doen opnemen de zoogenaamde historisch-economische archieven. De zaak is in onze vorige vergadering aan de orde gesteld, maar niet beslist zoo straks zal zij, door ons medelid Baart de la Faille voorbereid, nader besproken worden. Terwijl ik u de faits et gestes onzer vereeniging in haar kwart- eeuwsche bestaan opsomde, heb ik u tegelijk, zonder dit te bedoelen, hare voornaamste lotgevallen van het laatste jaar verhaald. Slechts enkele per sonalia blijven mij nu te vermelden over, en daaronder is er één van groot belang: de dood van ons eerelid Victor de Stuers. Praktisch belang had zijn heengaan niet meeruit het praktische leven had hij zich reeds sedert een paar jaar moeten terugtrekken. Maar toch heeft zijn dood eene bepaalde beteekenis. Die dood sluit eene periode in de geschiedenis af, ook in die onzer archieven. Hij kon rustig heengaan, zonder zorg voor de belangen, die hem dierbaar waren. En dat hij dit kon, is een feit van beteekenis. Het bewijst, dat hij zijn levenswerk, dat voor de Neder landsche monumenten en ook voor onze archieven van zoo groote beteekenis is geweest, zóó krachtig gemaakt en zóó bevestigd heeft, dat het staat en staan zal, ook nu hij is heengegaan en het niet meer beschermen kan. Ook twee onzer leden zijn ons ontvallen, twee hoogbejaarden, Zeeuwen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 10