160
stellingen of personen worden opgenomen in de in deze wet
bedoelde archiefbewaarplaatsen".
Alles bij elkaar zou het dus te betreuren zijn, zoo de vereeniging „Het
Nederlandsch Economisch-Historisch Archief" op den ingeslagen weg
voortging, en alle historische bescheiden van handel en nijverheid in haar
eigen centrale bewaarplaats bleef verzamelen, daaronder ook de archieven
uit die plaatsen, waar door de aanwezigheid van een goed georganiseerd
rijks- of gemeente-archief, welks beheerder zich bereid verklaard heeft
de archieven op te nemen, alle waarborgen van een goede bewaring en
regeling der stukken aanwezig zijn. Alleen voor de plaatsen, waar opne
ming in de bestaande archiefbewaarplaats om de een of andere reden niet
mogelijk of gewenscht is, heeft de vereeniging haar groot nut, en al dadelijk
zou ik uit de in de jaarverslagen over 1914 en 1915 genoemde, in die
jaren verworven aanwinsten, verscheiden archieven kunnen noemen, die
voor het oogenblik inderdaad het best onder de hoede van de nieuwe
vereeniging geplaatst zijn. Moge dus het Bestuur van de vereeniging alsnog
van koers veranderen en in den bovenbedoelden zin haar taak opvatten.
Mij dunkt, statutenwijziging is daartoe niet noodig, en ook de Instructie
betreffende het beheer van het archief (zie Econ.-Hist. Jaarboek 1915,
biz. IX vlg.), waarin ook nader de taak van den Directeur als leider
van de uitgaven der vereeniging en die van den Conservator wordt om
schreven, kan ongewijzigd gehandhaafd blijven. Daar echter laatstgenoemde
blijkbaar de in art. 5 bedoelde beambte is, door wien „het verworven of
in bruikleen ontvangen materiaal wordt geordend," is het bepaald nood
zakelijk dat in dat nieuwe ambt, dat, in tegenstelling met het als bijbe
trekking bedoelde ambt van Directeur, volgens de in de begrooting van
het jaar 1914 opgenomen cijfers als zelfstandige betrekking bedoeld is,
een archivaris van beroep benoemd wordt. Volgens het dezer dagen in
de dagbladen opgenomen verslag der vereeniging over 1915 zal wellicht,
zoo het in 1914 door het rijk toegezegde bedrag thans op de staatsbe-
grooting voor 1917 geplaatst wordt, in den loop van dit jaar de benoeming
van den nieuwen functionaris plaats hebben. Het Bestuur kan daarbij niet
beter èn de nieuwe vereeniging èn het archiefwezen dienen dan door de
benoeming in dezen geest te doen geschieden. Eerst dan toch zal het
schoone doel, dat de vereeniging nastreeft, ten volle bereikt worden, want
het is mijn vaste overtuiging, dat uitgaven van bronnen, zooals de veree
niging op het voetspoor van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige
Publicatiën als haar tweede hoofddoel beoogt, ook in het algemeen gespro
ken, alleen dan met vrucht zal kunnen plaats hebben, wanneer daaraan
voorafgegaan is een volgens de nieuwe eischen van de archiefleer uitge
voerde regeling van de betrokken archieven door een archivaris van beroep.
L. LASONDER.
161
Chronologische aanteekeningen van Petrus Levendale.
In de Rijksarchiefbewaarplaats in Zeeland berusten vijf deelen uit het
archief van Petrus Levendale, die van 1581 tot minstens 1606 als notaris
te Goes heeft geresideerd. In den door Dr. Lasonder bewerkten inventaris
van de rechterlijke en notarieele archieven der Zeeuwsche eilanden, waar
deze deelen onder nrs. 2038—2042 beschreven zijn, vindt men aange-
teekend, dat zij met de letters A tot E zijn gemerkt. Eene minder gewone
wijze van onderscheiding had eveneens kunnen worden vermeldop nr.
2038 is een maansikkel afgebeeld, op nr. 2041 een zon, op nr. 2039,
2040, 2042 respectievelijk de sterrekundige teekens voor den Woensdag,
den Vrijdag en den Dinsdag. De sikkel is eene wassende maan, terwijl
door Grotefend eene afnemende als het teeken voor den Maandag wordt
voorgesteldzoo is ook het teeken voor den Dinsdag, de pijl, op het
register van Levendale anders gericht dan in het werk van den Duitschen
geleerde. Op de omslagen van de deelen en op de eerste bladen er van
vindt men nog verschillende merkwaardighedenafbeeldingen van wapens,
bijbelteksten en andere spreuken. Het belangrijkste is, hetgeen op de
eerste bladen van het oudste deel is aangeteekendfol. II IX bevatten
afschriften van akten, waarvan Dr. Lasonder drie als bijlagen VI VIII
heeft opgenomen, en aanteekeningen betreffende Levendale's notarieele
loopbaan; fol. X XIII benevens een tusschen fol. X en XI gehecht blad
handelen hoofdzakelijk over chronologiedaarna begint het eigenlijke
protocol, dat gepagineerd is.
Aan den inhoud van fol. X en volgende heb ik eenige aandacht
besteed en ik ben tot de slotsom gekomen, dat ofschoon ervaren tijdreken-
kundigen er weinig nieuws in zullen vinden, voor plaatsing er van in ons
orgaan voldoende termen bestaan.
Eene vluchtige kennismaking leert, dat Levendale zijne aanteekeningen
in 1576 gemaakt heeft en ze na de invoering van den nieuwen stijl en
nadat hij zijne kennis vermeerderd had, heeft nagezien en daarbij een en
ander geschrapt of toegevoegd heeft. Het doorgehaalde wordt door mij
tusschen haakjes geplaatst, terwijl de toevoegsels in cursief schrift worden
wedergegeven.
De voorzijde van fol. I kan letterlijk opgenomen worden.
„Stylus. Overmits die inconveniënten ende confusiën van die diver-
siteyt van den datum des jaers, oft van den stijl, sulck dat bij sommige ge-
screven ende geobserveert wert
stylus communis;
stilus a nativitate
stilus Romanus, d'welcken beghint metten eersten dagh Januarij, gelijck