184 is nog gedrukt. Daarna is het werk gestaakt, ofschoon, althans 1800, het tegenwoordig in de registers der Zeeuwsche Staten-notulen ontbrekende deel, dat de jaren 1584 tot Augustus 1586 moet omvat hebben'), nog in de griffie aanwezig was. Om welke reden dan ook, de uitgave, door de Staten zelf bezorgd, bleef incompleet tot op onzen tijd. Het is de ver dienste van den nieuwen rijksarchivaris in Zeeland, dat hij, aan de ordening begonnen van het rijke Staten-archief, de eenvoudige en gelukkige gedachte, ook reeds door zijn ambtsvoorganger gekoesterd, om het ontbrekende aan te vullen, heeft verwezenlijkt. Terecht beriep hij zich daarbij op den steun der Nederlandsche regeering, die in den eenheidstaat de plicht van den vroegeren souverein van Zeeland ten dezen kon worden geacht te hebben overgenomen. Gelukkig was zijn beroep niet vruchteloos. Nu weet men, waarom de uitgave er zóó onwetenschappelijk uitziet haar uiterlijk moest zooveel mogelijk in overeenstemming gebracht worden met de vroeger verschenen deelen. En inderdaad het eerste deel in klein-folio formaat, gestoken in half perkamenten band, gedrukt op „ge schept Hollandsch" papier, mag er zijn. Men zou lust gevoelen haast al onze geleerde uitgaven maar onwetenschappelijk te laten, mits ze alle zóó wel verzorgd tot ons kwamenDe firma Nijhoff heeft alle eer van haar werk. Maar met dit al blijft dit Dr. Heeringa's uitgave. Er zijn in het Zeeuwsche Staten-archief na 1572 een zevental registers met ongedrukte resolutiën van de Staten of nauw met hen in verband staande colleges, enkele dubbelen niet meegeteld2). Het eerste deel der nieuwe uitgaven brengt hiervan drietwee registers van gouverneur en raden, resp. van 20 Maart 1574 10 Mei 1576 en van 12 Mei 15761 Juli 15783) één register van de Staten zelf van 2 September 1577 4 Augustus 1578. Zij zijn natuurlijk in extenso afgedrukt overeenkomstig den aard der uitgave en hebben elk wat niet zeer gemakkelijk is in het gebruik hun eigen pagineering behouden. In de inleiding tot den inventaris van het archief der Staten van Zeeland, dien wij te zijner tijd van hem mogen verwachten, zal Dr. Heeringa zeker de gelegenheid aangrijpen ons het noodige mede te deelen over de handschriften, over de schrijvers of den schrijver, over de inrichting der griffie in één woord over al die dingen, die hij in een normaal geval in de inleiding tot dit eerste deel zou gege ven hebben4). Gedeelten van een copie er van zijn in het archief van Tholen (Ver slagen van 's Rijks Oude Archieven, 1889, blz. 130); een vollediger copie is in dat te Goes (mededeeling van dr. Heeringa). 2) Een klein deel van een achtste register, dat resolutiën uit het najaar van 1586 (en verder de wèl gedrukte uit 1587) bevat, is ook ongedrukt gebleven. s) Dit register opent met de Unie van Holland en Zeeland van 26 April 1576. 4) Wij ontleenden aan ons door hem welwillend verschafte mededeelingen reeds een en ander voor het eerste gedeelte van dit artikel. 185 Wij konden nu eindigen. Immers wie zou het in zijn hoofd halen over den inhoud van een deel intergraal uitgegeven Staten-resolutiën een recensie in den gewonen zin te schrijven? Een waanwijze, die U zou gaan ver tellen, dat de Staten beter hadden gedaan dit en dat en nog wat anders te zeggen of te doen. En mede te deelen, dat een deel Staten-resolutiën uit de jaren 1574—1578 zeer veel belangrijks voor onze geschiedenis bevat, hiervan een opsomming te geven? Zou men er onze historici en archivarissen van willen verdenken, dat zij het niet reeds lang hebben ter hand genomen? Wij mogen volstaan met de mededeeling, dat de afdruk der registers (deze natuurlijk volgens onze moderne regels) ons voorbeeldig schijnt schijnt, want wij hebben hem niet met de origi- neelen vergeleken. Maar hieraan mag men bij een ervaren uitgever als Dr. Heeringa redelijkerwijze niet twijfelen. De interpunctie, terecht klaar blijkelijk naar de behoeften onzer moderne beschaving gewijzigd, komt ons over het algemeen gelukkig aangebracht voor en dit is niet het laagste criterium, dat men hier mag aanleggen. Aanleiding, om onzerzijds nog een paar opmerkingen ten algemeenen nutte te geven, vinden we in de enkele annotatiën, die Dr. Heeringa heeft aangebracht contrabande eigenlijk voor deze uitgave, maar die wij gaarne aannemen, omdat ze bestemd zijn voor onschadelijk gebruik. Wij willen het niet hebben over de veranderingen, die de uitgever in den tekst aangebracht heeft, met verwijzing in de noten naar de lezing van het handschrift; onze voorkeur zou in dit geval juist een omgekeerde han delwijze gegolden hebben, maar dit is natuurlijk zonder eenig belangmet de voorgestelde veranderingen zelf kunnen wij ons zonder bezwaar veree nigen (ingenieus is in het 3e gedeelte, p. 65: „broeder Grave Jan" voor „breeder Gherief"). Wel willen wij de aandacht vestigen op de in het 3e gedeelte, dus in de Staten-resolutiën van 15771578, enkele malen voorkomende noot: „eigenhandige onderteekeningen in het handschrift." Dit geldt geïnsereerde of bijgevoegde stukken. Wij mogen hieruit voor eerst de gevolgtrekking maken, dat de afdruk geschied is naar de origi- neele registers, voor zoover voorhanden, en niet naar een gelijktijdige copie hiervan. Verblijdend, maar men verwachtte natuurlijk niet andersHet feit, dat deze stukken met de eigenhandige onderteekeningen in het register voorkomen en hierom is het ons ditmaal te doen geeft een aanwij zing omtrent de samenstelling er van: het register bestaat dus blijkbaar uit later bijeengevoegde, hoewel van meet af bijeenbehoorende stukken. Eenzelfde opmerking kan men maken omtrent enkele registers met Gel- dersche landdagsrecessen. Daarentegen zijn de registers van de resolutiën der Staten-Generaal en ook van die der Staten van Holland op andere wijze samengesteld. Het is een zaak van eenige beteekenis voor de oudste notuleering der Staten-resolutiën in de verschillende Staten-colleges, die

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 17