178
het oog verloren is bij de opneming van nr. 620 „Het boek der Psalmen
nevens de Gezangen bij de Hervormde kerk van Nederland in gebruik",
gedrukt in 1773 en bij schrijven van 30 September van dat jaar door de
Staten-Generaal aan de Staten van Utrecht gezonden. Ook nr. 378, een
exemplaar van de Unie van Utrecht, in 1778 op last van den Raad van
State bij Enschedé te Haarlem gedrukt, behoort in de bibliotheek thuis,
ongeacht de mededeeling vóór in het deel, dat het het „exemplaar voor
de heeren Staaten van Utrecht" is; ook hier is de Handleiding zoo
expliciet mogelijk: „Het geval kan zich voordoen, dat het geschonken
boek en de geleidebrief onsplitsbaar zijn wanneer namelijk de opdracht
van den schenker voor in het boek staat geschreven. Ook dan echter
schijnt het doelmatig het boek niet ter wille van die opdracht te ver
wijderen uit zijne natuurlijke en zeker door de schenkers gewenschte
bewaarplaats de bibliotheek."
Onjuist beschreven lijkt mij nr. 327Minuten van beschrijvingsbrieven
aan de leden der Statenvergadering, verdeeld in a. minuten, b. grossen.
Vooreerst zijn grossen geene minuten (zie Handleiding 91), en in de
tweede plaats behooren de grossen thuis in het archief van den geadres
seerde, de minuten in dat van den afzender. De grossen hadden dus in
de archieven der steden moeten worden opgeborgen of, zoo zij van leden
der Ridderschap af van Geëligeerden afkomstig waren, tot de bibliotheek
van handschriften moeten worden gebracht. In het archief der Staten
passen zij niet.
Ik raak hier een hoofdbezwaar tegen dezen inventaris aan. Le respect
des fonds is zeker geene wet van Meden en Perzen, en er kunnen om
standigheden zijn, dat somtijds stukken, die nooit deel van het archief
hebben uitgemaakt, maar die het archief aanvullen, er bij kunnen worden
beschreven. Ik herinner b.v. aan de serie resolutiën der Staten-Generaal.
Enkele deelen ontbraken er aan, en de serie is uit de op het Algemeen
Rijksarchief aanwezige dubbelen gecompleteerd. Het hindert m.i. niet, die
deelen, die overgedragen zijn met het doel de serie aan te vullen, nu ook
met de serie te beschrijven, zoo men er slechts op wijst, gelijk in dezen
inventaris is geschied, hoe zij in het archief gekomen zijn. Het komt mij
echter voor, dat de heer Muller het respect des fonds wat al te weinig
in het oog gehouden en in het Statenarchief allerlei afschriften opgenomen
heeft, die volgens 66 der Handleiding beter in eene bibliotheek van
handschriften of in eene afschriftenverzameling waren geplaatst. Ik wijs
slechts op de volgende nummers
32. Uitschrijving door den Roomsch koning en de Duitsche vorsten
van eene vermogensbelasting voor den oorlog tegen de Turken. 1495.
(Afschrift.) Is er eenig bewijs, niet, dat dat afschrift, maar zelfs dat het
origineel ooit in het Statenarchief berust heeft?
179
295. Requesten aan de Staten en Gedeputeerde Staten. (Afschriften.)
Vermoedelijk behooren zelfs de origineele requesten niet in het Staten
archief thuis, maar zijn zij aan de requestranten teruggegeven. Op welken
grond neemt men dan de afschriften in het archief op?
312. Extracten uit de resolutiën van de leden der Statenvergadering,
houdende benoeming van leden van Gedeputeerde Staten. Zoo die extrac
ten zijn uitgereikt en was dat niet het geval, dan had dat er bij moeten
worden aangeteekend dan behooren zij bij de respectieve Gedeputeerden
thuis, niet in het Statenarchief.
625. Afschrift van een ouden index op de in de registerkamer van
Holland berustende boeken enz. naar een afschrift in het archief der Staten
van Utrecht, door burgemeester Van der Hoolck geschonken aan zijn
schoonzoon Van Kinschot. Van dit stuk heeft het origineel onder de
Staten berustmaar dit afschrift is van den beginne af aan particulier
eigendom geweest, later in het Algemeen Rijksarchief terechtgekomen en
ten slotte overgedragen aan het Rijksarchief in Utrecht. Vat men den
inventaris van de Staten van Utrecht op als eene verzameling van docu
menten, die over de Staten van Utrecht en hunne griffie licht verspreiden,
ja dan behoort dat afschrift er in te worden geplaatst; heeft men echter
met de auteurs der Handleiding 1) eene andere opvatting van wat
een archief is, dan valt de beslissing anders uit. Nog sterker komt dit
uit bij het volgende nummer
63Ibis. Afschrift van een index op lade 1 van het Utrechtsche
Statenarchief, gemaakt door Van Musschenbroek, met de briefwisseling er
over tusschen Van Musschenbroek en Van Wijn. Brengt men die cor
respondentie tot het Statenarchief, dan kan men later de briefwisseling
tusschen Mr. Muller en mij over de bisschoppelijke charters, die na de
overdracht der temporaliteit naar Holland overgebracht en voor eenige
jaren weder aau het depót te Utrecht teruggegeven zijn, in den inventaris
van het archief der bisschoppen van Utrecht zien paradeeren.
822bis. Duplicaat van de rekening van den ontvanger der bisdoms
tienden P. van Musschenbroek. Er zijn van het archief maar weinig
rekeningen gespaard gebleven. Het is dus begrijpelijk, dat bij de samen
stelling van den inventaris wel eens een exemplaar, voor den rendant
bestemd, als bestanddeel van het Statenarchief is opgenomen, om daardoor
eene toch al weinig volledige serie aan te vullen. Dat moge niet overeen
te brengen zijn met de strikte voorschriften, het is te begrijpen en wellicht
op praktische gronden te verdedigen. Maar als er twee exemplaren van
dezelfde rekening voorhanden zijn, dan is het toch niet noodig het exem
plaar voor den rendant op te nemen!
1351. Stukken betreffende de commissie tot overgave aan het Fransche
bestuur der landen, afgestaan bij traktaat van 16 Maart 1810. Geschenk