100 van bijna alle andere gemeenten in het oude kwartier van Montfoort in zijn depot berusten Wij archivarissen weten allen, dat voor den teek, oningewijde, tal van archivalia onbeduidend lijken, die voor vakgenooten van groot belang kunnen zijn voor de topografie van gewest of stad. Het toeval wil, dat schrijver dezes als volontair bij Mr. Feith als eerste taak kreeg het ordenen van een huisarchief, dat hem toen hoogst zonderling aandeed. Gewend door academische studie aan wat men noemt grande histoire, werd hij plotseling geplaatst voor wat hem destijds toescheen een petite histoire van de ergste soort. Toch bleek al spoedig, hoe dergelijke stukken, die elk op zich zelf van geen belang schenen, in onderling verband een ver rassend licht op plaatselijke bijzonderheden wierpen. Mr. Feith was wel de man, om met groote plaatselijke kennis hier veel nieuwe stof uit te putten. Later bleek mij dit herhaaldelijk bij het lezen van Mr. Feith's opstellen, ge schreven nadat het familiearchief (Gruys) geordend was. Juist het dieper doordringen in geschiedenis of topografie van stad of gewest toont dit steeds meer; de waarheid hiervan bleek mij voortdurend bij de ordening en beschrijving van het meer uitgebreid middeleeuwsch Hoornsch archief, in dit verband wil ik er op wijzen, dat blijkens mijn bespreking van het familiearchief De Graeff, blz. 18, de overleden hoogleeraar Fruin na uit gave van enkele belangrijke brieven uit dit archief, het overige van weinig of geen belang achtte voor het publiekdat een aankondiger van den inventaris gunstiger dacht dan Fruin. Nu ik opnieuw den inventaris met regestenlijst doorzie, hel ik sterk over tot Fruin's oordeel, maar kan slechts over de waarde der stukken oordeeten afgaande op den inventaris, al schijnt mij voor de topografie wel een en ander van belang te zijn. Waar wij hier te doen hebben met het archief eener familie, die een rol gespeeld heeft in de regeering van Amsterdam, en waar het oordeel over de waarde daarvan reeds zoo weinig gunstig is, hoe moet het dan wel gaan met andere familie-archieven? Dit alles in overweging genomen, kan ik niet warm loopen voor de opneming van familie-archieven. Wij kunnen echter als een-zekeren regel aannemen, dat hoe ouder de archieven zijn, hoe eerder ze moeten worden aanvaardhet gezond ver stand van den archivaris, waarop de Handleiding een beroep doet, moet in deze den doorslag geven. Misschien is deze regel zelfs nog nader te omschrijven. Men kan wel algemeen aannemen, dat de archivalia na 1700 voor een gewoon mensch leesbaar zijn, maar voor dien tijd niet; dit criterium bestaat bij het verschaffen van rijkswege van afschriften, die vóór 1700 voor gewoon Hollandsch voor 40 cent per bladzijde worden geleverd, na 1700 voor 20 cents. b Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1913, blz. 515. 101 Welnu, er is alle kans op, dat bezitters van private archieven meer zorg dragen voor stukken die ze wel, dan voor die welke ze niet kunnen lezen. Wie heeft nooit op pakken archivalia de veelzeggende formule door „deskundige" hand neergeschreven, gevonden: „onleesbaar, dus van geen waarde" Zou dit niet een vingerwijzing zijn, om dit criterium in overweging te nemen? Ook hier geldt voor de bezitters het „onbekend maakt onbemind". Private archieven met veel latijnsche stukken zullen in den regel wel niet jonger zijn dan 1700, wellicht veel ouder. In elk geval ware het jaar 1700 cum grano salis als criterium aan te nemen. Waar toch blijven wij anders met onz.e archiefruimte? Een geestig Duitscher schreef enkele jaren geleden: „Wo bleiben wir mit unsren Büchern?" Ja, waar blijven wij met onze archieven? Voor private archieven is toch om elke reden een circulaire V. V. V. (voor vernietiging vatbaar) niet uit te vaardigen Zoo juist legde ik den nadruk op het topografisch belang van onze stukkendit argument had ik eigenlijk in de laatste plaats moeten noemen want ieder collega weet, dat als archivalia worden aangeboden, en hij noch uit een oogpunt van algemeene, noch vaderlandsche, noch plaatselijke geschiedenis het belang inziet, hij ten slotte wel eens zwicht voor het argument, dat langzamerhand een soort dooddoener is geworden, n.l. het topografisch argument. Voor de huisarchieven geldt natuurlijk het argument van de genealogie, en hier speelt de persoonlijke voorkeur of tegenzin van den archivaris zeker een grooten rol. Het bestek van dit opstel laat niet toe, hier nader in te gaan op de nieuwere opvattingen van wetenschappe lijke genealogie. De welwillende lezer vergeve mij, dat ik niet al de onderafdeelingen van het groote veld van geschiedenis of rechts- en staatswetenschappen naga, om met voorbeelden aan te toonen, dat huis- of private archieven van belang kunnen zijn. Waar er blijkens de uitlating van Mr. Muller een meening bestaat, al is het nog geen communis opinio, om angstvallig te werk te gaan bij de opneming, daar heb ik gemeend Mr. Muller en mogelijke volgelingen te moeten verzoeken de archieven voor 1700 met ontferming te behandelen, en over die na 1700 niet te snel den staf te breken. Ik vermoed, dat Mr. Muller, ziende den ijver van sommige collega's, wat huiverig is ge worden; het is mij niet anders vergaan. Op verzoek van het bestuur leg ik de gevolgtrekkingen uit het reeds gezegde neer in deze stelling Voor de opneming van private archieven mogen de volgende criteria gelden 1. de belangrijkheid der stukken zelf, waarbij in vele gevallen het jaar 1700 als uiterste grens van ouderdom in overweging is te nemen;

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 7