150 ging zonder archief ook goed. En wat een drukte en last, om die dingen te bewaren „Menig beginsel van archief is onder den gestadigen regen van dergelijke conservatieve motvragen bedolven en verteerd. Dan werden wel geregeld allerlei stukken en boeken gezonden voor de Kerk, en die in het archief behoorden; maar deze bleven hangen of liggen in de boekenkast van den dominee of erger. In zoovele Kerken is eenvoudig geen beginsel van een archief. De dominee bewaart wat, de een of andere ouderling heeft ook wat onder zijne berustingbij de diakenen, die geregeld geld bewaren en uitgeven, zijn nog weer andere stukken. Hoeveel er wegraakt, kan niet gezegd worden. Hoeveel ergens blijft, waar het niet behoort, kan ook niet bepaald worden. „Toch is een archief zoo noodig. Is het niet noodig, dat het vol gende geslacht wete de geschiedenis der Gereformeerde Kerk, ieder van de Kerk zijner woonplaats? Mag men het laten aankomen op de monde linge overlevering, die zoo dikwijls onbetrouwbaar gebleken is? Eischt niet de eere Gods, dat de stappen, in Scheiding of Doleantie gedaan immers uit gehoorzaamheid aan des Heeren Woord, bij het nageslacht in waarheid bekend zijn? Eischt niet de eere Gods, dat de noodige bewijzen van eigendom in goede orde bewaard worden voor Zijne Kerk? Zou niet meer dan ééne twistzaak tot eere Gods eerder beëindigd zijn, indien het archief de inlichtingen had verschaft, die men er van had kunnen verwachten Neen, waarlijk een archief is geen ijdele weelde voor een Kerk. Elke Kerk moet een archief hebben en in goeden staat houden." „Zoo moet het ja; maar hoe is het vaak? „In De Wachter klaagde Ds. Diemer reeds voor jaren (1908) over den slechten staat, waarin zich onderscheidene Kerkeraads-archieven van de vroegere Christelijke Gereformeerde gemeenten bevonden. En uit eigen ervaring kan ik verzekeren, dat het met vele archieven in kerken uit de Doleantie al niet beter gesteld is. Van het ontstaan der Doleantie is op menige plaats geen enkel document meer over. Ook is mij een Kerk bekend, waar men nog lang oude doopboeken uit de zestiende en zeven tiende eeuw ergens op 'n zolder had liggen, maar die men op zekeren dag verbrand heeft, omdat de menschen, wier namen in die doopboeken stonden, nu toch al lang dood waren „En het is ons een schrale troost te weten, dat het in de Ned. Herv. Kerk over het algemeen met de archieven al niet beter gesteld is." De schrijver geeft ook daarvan enkele sprekende staaltjes. (Alg. Hand., 3 Maart 1916.) 151 Het archief van Ieperen. In de Bibliographe mo derne, JuilletDecembre 1914/5, leest men het volgende: „Nous nous réservons de publier, a la fin de la guerre, l'état des „pertes, subies par les archives et les bibliothèques dans les pays, envahis „par les Allemands, et l'on peut prévoir qu'elles sont d'ores et déja consi- „dérables. Mais nous pouvons, d'après une communication précise de „l'archiviste municipal d'Ypres, M. de Saoher, actuellement réfugié en „France, dire que l'admirable fonds ancien des archives yproises a été en „grande partie détruit par l'incendie des fameuses Halles oü il était con- „servé; n'a-t-on pas songé a mettre a l'abri ce que ce dépot contenait de „plus précieux? Au plus fort du bombardement, le commandant de chas seurs francais Madelin, tué depuis héroïquement, a bien trouvé quelques „heures, avec une partie de ses hommes, pour procéder au sauvetage d'un „certain nombre de papiers modernes; mais la conservation de ces papiers, „si précieux qu'ils puissent être, ne nous consolera pas de la perte de tant „de documents historiques, accumulés la par les siècles dans la charmante „cité flamande, et qui étaient loin d'être tous connus M. M. O. des Marez et E. de Saoher avaient commencé la publication des comptes de Ia ville d'Ypres de 267 a 1329, dont deux volumes in 4" out paru dans les Publications de la Commission royale d'histoire de Belgique.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 33