108
1669 het symbool van de koopmanschap voorstelde, waarop de Hollandsche
handel in hoofdzaak was gegrondvest, schijnt het aannemelijk, dat het ook
de emblemen van de industrie in zich sloot, die de grondslag was van
haar eigen voorspoed, n.l. den windmolen en de meeltonnen. Indien het
zegel eene bekroning had, zou het natuurlijk geweest zijn, dat een
hertogskroon het wapen van de eigen stad van den hertog van York
bekroonde, gelijk die ook de bekroning vormde van het provinciaal zegel
van hetzelfdejaar. Met andere woorden, het zou geen verwondering
behoeven te wekken als het stadszegel van 1669 gelijk was aan het zegel,
dat in 1687 in gebruik was en dat op plaat III is afgebeeld. Doch dit is
een zuivere conjectuur en moet onbeslist blijven tot een authentieke
beschrijving of afdruk van het zegel van 1669 is gevonden.
Zegel van 1 686. Dit is het eerste zegel, dat door de stad zelf,
krachtens hare bij het zoogenaamde Dongan-charter verleende rechten, werd
aangenomen op 24 Juli 1686. Een uittreksel uit dat charter, waaruit ook
blijkt, dat het zegel desgewenscht mocht gewijzigd of vernieuwd worden,
en een aanteekening uit de Verslagen van den Gemeentelijken Raad,
betreffende de aanneming, zijn eveneens in het boek afgedrukt. De vroegst
bekende afdruk van het „gemeene zegel van gezegde stad" staat op een
giftbrief van 1 September 1687. Volgens dezen afdruk kan het zegel worden
beschreven. Het is ovaal van gedaante, metende 23/1(l inches in lengte en
l7/8 in breedte. In het midden is een schild, beladen met wieken van
een windmolen, in den vorm van St. Andrieskruizen. Tusschen de bovenste
wieken een bever, in den overeenkomstigen stand beneden een bever, en
tusschen de wieken aan weerszijden een meelton. De rechter-schilddrager
is een zeeman, die zijn linkerhand op het schild laat rustenzijn rech
terhand houdt een Jacobsstaf, die zich boven zijn rechterschouder uitstrekt,
en uit dezelfde hand hangt een peillood. De linker-schildhouder is een
Indiaan, een haartooi van verscheidene vederen dragende, zijn rechterhand
rustende op het schild, zijn linker bij het midden een boog, uit één stuk
vervaardigd, houdende, waarvan het benedeneinde op den grond rust. De
schilddragers staan op een horizontale tak, welke een laurier kan zijn en
waaronder het jaartal 1686 staat. De bekroning is een hertogskroon. Op
een band, die het benedengedeelte van het wapen omgeeft, is de inscriptie:
Sigill: Civitat: Novi: Eborace. Het zegel is afgebeeld in plaat III.
(Zie afbeelding 3 op de plaat hierbij.)
De windmolen herinnert aan Holland. Maar zij kwamen eveneens
op het eiland Manhattan veelvuldig voor, waar wind en water, doch vooral
de eerste, de voornaamste bronnen van beweegkracht waren, vóór het
tijdperk van den stoom. De beteekenis van den windmolen moet dan ook
verklaard worden in verband met de meeltonnen.
De meeltonnen zijn het symbool van de industrie, waarop in
109
hoofdzaak de voorspoed van New-York berustte onder het vroegste
Engelsche regime. Terstond nadat de Engelschen New-York hadden bezet,
werd de stad begiftigd met het stapelrecht van gemalen meel. Toen de
Stadsraad in 1683 de bevestiging verzocht van de privileges sinds 1665
toegekend, somde hij onder andere zaken ook dit stapelrecht op. Ten
gevolge van dit privilegie „is de stad zeer met inwoners toegenomen door
de handelshuizen van meel, brood en vaten etc." Het blijkt dus, dat de
aanmaak van meeltonnen zoowel als van meel een hoofdbedrijf van de
inwoners was.
De Bevers in het zegel van 1686 hebben de historische beteekenis
van hetzelfde beeld in de vroegere zegels.
De Indiaan, die den linker-schilderhouder vormt, draagt in het zegel
een hoofdtooi van vele vederen. In het zegel van 1915 is deze figuur
gemaakt conform aan authentieke beschrijvingen van de Indianen op
Manhattan, waarvan er eenige in het boek worden aangehaald.
De zeeman, die de rechter-schildhouder vormt, is meer dan eenige
andere trek van het zegel verkeerd begrepen, hetgeen door den bewerker
nader besproken wordt. In het origineele zegel is de figuur een zeer
gepast gekleede zeeman met kniebroek. Het voorwerp in zijn rechterhand
is geen oorlogsknots, zooals beweerd is, maar een peillood, en het dubbele
kruis boven hem is ook alweer geen aartsvaderlijk kruis, maar een
Jacobsstaf, een zeevaartkundig instrument. Daar Henry Hudson de
Jacobsstaf gebruikte, en door middel daarvan de breedte bepaalde van
den ingang der haven van New-York, 40° 30', is de herstelling van dit
zinnebeeld in het zegel van 1915 van bijzonder belang.
De kroon, die de bekroning van het zegel van 1686 vormt op den
giftbrief van 1 September 1687, is een hertogskroon. „Dit is verrassend,
„want in 1685 besteeg de hertog van York den troon als Jakob II. Op
„een datum, die op het oogenblik van dit geschrift niet bekend is, werd
„de bekroning van het zegel eigenaardig veranderd in een keizerskroon.
„De handschriften-afdeeling van de New-Yorker Staatsboekerij kan geen
„licht geven over de kwestie van den datum der verandering van de
„hertogs- in een keizerlijke kroon, in verband met het feit, dat al de zegels,
„die voorkomen op documenten in de New-Yorker koloniale handschriften
„of andere handschriften in de verzameling, zoodanig door hitte geschonden
„waren ten tijde van den brand in het Kapitool in 1911, dat zelfs op
„documenten, die anders tamelijk goed waren bewaard, de afdrukken van
„de zegels geheel verloren waren gegaan. Maar de verandering werd
„uiterlijk in 1701 gemaakt, want een fraaie afdruk van het zegel met de
„keizerskroon kan gezien worden in de New-Yorker Historische Vereeniging
„op een document, gedateerd 1 October 1701
De bewerker behandelt verder nog een klein zegel van l3/ie inch in