52 raadplegen, valt niet te betwijfelen. Zij zijn door dezelfde gelijktijdige hand geschreven, hebben „eingehangte" zegels, zooals die aan de oorkonden der aartsbisschoppen van Keulen sedert Anno II (1056 1075) veel voor komen, en, wat voor ons onderzoek vooral belangrijk is, zij zijn niet door den geadresseerde (empfanger), maar door een ambtenaar der aartsbis schoppelijke kanselarij opgesteld. Dit wordt door vergelijking met Sieg- burger charters van aartsbisschop Arnold I bewezen Lacomblet Urkundenbuch I Nr. 283 (1117 Maart 29). Sciant tam posteri quam pre- sentes. testamento earn memorie com- mendari decrevimus ipsumque testa- mentum sigilli nostri impressione confirmavimus. Quicumque ergo huius nostre traditionis sanctiones temere impug- naverit et in predictapossessioneSige- bergensi ecclesie iniuriam intulerit, auctoritate beati Petri et domni pape Paschalis et nostri banno subiaceat et nisi condigna satisfactione resipis- cat anathematis sententia dampnatus in secundo domini adventu pereat. Actum est autem et confirma- tum hoc a nobis in eodem coenobio anno etiam cathedre archiepiscopatus nostri XVIII presentibus nostris hominibus clericis et laicis liberis et ministerialibus, quorum nomina in testimonium subnotari decrevimus. Lacomblet UB I No. 282 (1117 Maart 29). omnesque huius pacis vio latores ut manifestos ecclesiastice pos- sessionis invasores banno subiecimus et nisi resipuerint auctoritate beati Petri et domni pape Paschalis et Sloet Nr. 228 (1117). Sciant omnes nostri in Christo successores tam posteri quam presentes quod testamenti asstipula- tione nostrique sigilli impressione corroboravimus. Si autem aliquis temerarius hoc cassare presumpserit vel impensa fra- tribus subtraxeritcollata beato Petro ligandi potestate hunc liga- mus et domini pape Pascalis nos- traque autoritate anathematis senten tia, nisi resipuerit et fratribus satis- fecerit, dampnamus. Actum autem et confirmatum est hoc a nobis in eadem ecclesia anno etiam cathedre archiepiscopatus nostri XVIII presentibus et consen- tientibus nostris hominibus ecclesie fidelibus, quorum nomina in huius rei confirmatione subnotari decre vimus. Sloet Nr. 227 (1117). Si quis autem diabolico quod absit instinctu hanc traditionem in- fringere temptaverit, collata beato Petro potestate domnique pape Pas calis et nostra auctoritate verbo ana- nostri anathematis sententie addixi- thematis dampnum se agnoscat nisi mus- resipuerit et fratribus et ecclesie sahsfecerit. 53 Het is dus volkomen zeker, dat het Balderik-charter niet als stilistisch voorbeeld der beide in 1117 voor de kerk te Zyfflich uitgevaardigde oor konden kan in aanmerking komen. Niettemin bestaat tusschen het Balderik- charter en Sloet Nr. 227 verwantschap van het dictaat Balderik-charter. Sloet No. 227. Si quis vero quod absit diabo- Si quis autem diabolico, quod lico errore stimulatus hanc tra- absit, instinctu hanc traditionem in- ditionem infringere vel mutare stu- fringere temptaverit verbo ana- duerit, iram dei omnipotentis thematis dampnum se agnoscat nisi si non resipiscat statim incurrat et resipuerit et fratribus et ecclesie satis- de introitu sanctae aecclesiae anathe- fecerit. matizatus se expelli agnoscat. Facta sunt hec me ipso Hec autem facta sunt Tede- Baldrico Saslickensis aecclesie ad- rico advocato. vocato atque defensore. Deze verhouding kan alleen verklaard worden door de veronderstel ling, dat de schrijver van het Balderik-charter de oorkonde van 1117 ge bruikt heeft. Het falsum is dus niet voor 1117 vervaardigd. Waarschijnlijk echter ook niet veel laterde schenking der curia te Zyfflich, die in Sloet Nr. 227 opnieuw uitgesproken wordt, is waarschijnlijk de aanleiding geweest, om de aanspraken der St. Maartenskerk op de hoorige boeren te Zyfflich door eene valsche oorkonde te steunen. Mogelijk en zelfs waarschijnlijk is, dat de 12 lijfeigenen, wier namen in het Balderikcharter genoemd worden, feitelijk door graaf Balderik en gravin Athala geschonken zijn en eene wijdingsnotitie, die te Zyfflich bewaard wordt, van deze schenking gewag maakte. De oorkonde echter is een falsum uit de eerste helft der 12e eeuw. De schrijver is niet bekend, en in elk geval niet die der oor konden van 1117. Nog zij opgemerkt, dat het resultaat van ons onderzoek ook uit een paleographisch oogpunt niet zonder belang is. Wij hebben kunnen vast stellen, dat een charter, waarvan het schrift nog Karolingische ligaturen bewaard heeft, niet voor 1117 geschreven is. Dit komt overeen met wat door mij ook elders gevonden is: het Noordnederlandsche schrift der 12e en 13e eeuw is bij de algemeene ontwikkeling van het schrift sterk terug gebleven. Deze kennis zal ons misschien ook voor de oplossing van andere diplomatieke vraagstukken nuttig kunnen zijn. Utrecht. O. OPPERMANN. Het gevaar van de kerken als archiefbewaar plaatsen. Het zou niet moeielik zijn, een vaste rubriek onder dit hoofd te maken. Nadat op blz. 36 was meegedeeld, dat op 12 Junie 1915 de 500 jaar oude kerk te Driel geheel verbrand was, trof enkele

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 7