84 ingekomen en of de indiening van een wetsvoorstel spoedig kan worden tegemoet gezien. Ambtenaar bij 's Rijks Archief. Art. 181. Blijkens de Memorie van Toelichting gingen de ambtenaren, die in de provincie Zuid holland belast werden met de regeling der oude gemeente- en waterschaps archieven, zoo spoedig mogelijk over tot het korps Rijksarchiefambtenaren, omdat daaraan vooruitzichten op eventueele bevordering tot hoogeren rang en ruimeren werkkring verbonden zijn. Om aan dit bezwaar voor de provincie te gemoet te komen, zal de ambtenaar, belast met genoemde taak in de provincie Zuidholland, worden opgenomen in het korps Rijks archiefambtenaren, terwijl zijn bezoldiging door de provincie aan het Rijk terugbetaald wordt. Sommige leden achtten deze regeling zonderling en onregelmatig. De functionaris toch zal behooren tot de Rijksambtenaren zonder in 's Rijks dienst te zijn. In andere provinciën zullen evenzeer ambtenaren worden aangetroffen, die aan eene Rijksbetrekking boven het provinciale ambt de voorkeur geven. Toch is het, zoolang de provincie haar tegenwoordige stelling blijft innemen, niet denkbaar, dat aan dergelijke wenschen kan worden voldaan. In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer leest men: Wettelijke regeling van het archiefwezen. Nadat het concept-wetsontwerp betreffende het archiefwezen in de maand Juli 1914 door den ondergeteekende aan zijne ambtgenooten voor Justitie en Water staat was toegezonden, hebben dezen tegen enkele artikelen van het ontwerp bedenkingen geopperd. Begrijpelijkerwijze hebben de daarover gevoerde beschouwingen eenigen tijd vereischt en is zelfs op dit oogenblik nog niet eene volledige overeenstemming verkregen. Het spreekt van zelf, dat door de vele andere bemoeiingen die den voorrang hadden, vertraging niet is uitgebleven. Een spoedige indiening van het wetsontwerp kan ondergeteekende om dezelfde reden tot zijn spijt niet toezeggen. Ambtenaar bij's Rijks Archief. Art. 181. Van ouds heeft het Rijk het zich tot plicht gerekend, de gemeenten en waterschappen, die niet in staat zijn zelf behoorlijk voor de regeling hunner archieven te zorgen, in die taak bij te staan. Nogthans is in de instructie der Rijks archivarissen hun voorgeschreven, de gemeente en waterschapsbesturen in de inventariseering hunner archieven behulpzaam te zijnmaar de be moeienissen met de rechtstreeks aan hunne zorg toevertrouwde Rijksarchieven zijn oorzaak, dat de Rijksarchivarissen zich de zorg voor die plaatselijke 85 archieven slechts in beperkte mate kunnen aantrekken. Het was dus zeer te waardeeren, dat in 1874 het provinciaal bestuur van Zuidholland het Rijk, voor zoover de zorg voor de plaatselijke archieven in die provincie betreft, te hulp kwam. Sedert was de zorg voor die archieven tusschen het Rijk en de provincie in dier voege verdeeld, dat de provincie een of meer Rijksarchiefambtenaren met de regeling der oude gemeente- en water schapsarchieven belastte en hen daarvoor bezoldigde. Zij verrichtten dat werk deels ter plaatse ook in den tijd, dat zij anders op het Rijksarchief werkzaam zouden zijn geweest, deels op het Rijksarchief zelf in hun vrijen tijd. Hunne verslagen werden voor rekening van het Rijk gedrukt. Later werd de toestand nog weer gewijzigd, zoodat ook enkele tijdelijke krachten, die gedeeltelijk door het Rijk, gedeeltelijk door de provincie werden bezoldigd, bij de ordening dier archieven behulp zaam werden gesteld. Om moeilijkheden in de controle te voorkomen, werd in 1913 gebroken met het stelsel, dat één ambtenaar zoowel voor het Rijk als voor de provincie werkzaam was; een ambtenaar werd uit sluitend met de regeling der oude gemeente- en waterschapsarchieven belast. Deze werd bezoldigd door de provincie, maar verrichtte zijn werk in het Rijksarchiefgebouw onder toezicht van den Algemeenen Rijksarchivaris. Deze regeling zou volkomen voldaan hebben, ware het niet, dat de bedoelde ambtenaar in 1914 tot adjunct-commies aan het Algemeen Rijksarchief werd aangesteld, terwijl voorzien kon worden, dat ook zijne opvolgers zoo spoedig mogelijk zouden overgaan bij het Rijks archiefwezen, en daardoor hunne kans om tot de hoogere rangen van het archivariaat op te klimmen zouden verhoogen. Het provinciale ambt zou, ook al werd het beter bezoldigd, altijd als een vervulling van een tijdelijke werkzaamheid beschouwd blijven, en telkens als de ambtenaar zich behoorlijk op de hoogte gesteld had, zoude hij trachten naar het Rijksarchiefpersoneel over te gaan. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen is thans eene regeling getroffen, die hierop neerkomt, dat een Rijksambtenaar op het Algemeen Rijksarchief en onder toezicht van den Algemeenen Rijksarhivaris zich met dit werk belast en door het Rijk bezoldigd wordt, maar dat de provincie Zuidholland voor dat werk, dat èn een Rijks- èn een provinciaal belang raakt, een subsidie geeft, overeenkomende met het traktement van den ambtenaar. Ook in dien nieuwen vorm is dus samenwerking van Rijk en provincie gehandhaafd. Bij Kon. besluit van 22 September 1915 is, met ingang van 1 October, benoemd tot adjunct-commies bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gra- venhage, Mej. Dr. S. W. A. Drossaers, aldaar.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 23