82
Art. 184. Kosten van onderhoud, huishoudelijke uit
gaven, personeele hulp, schrijfloonen, reis- en verblijfkosten,
aankoopen, meubilair, aankoop, huur, stichting en inrichting
van lokalen en terreinen en verdere uitgaven voor de
archieven in de provinciën34000.
Art. 185. Jaarwedden en verdere belooningen der
ambtenaren en bedienden bij het bureau der commissie
voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën
a. directeurf 5000.
b. onderdirecteur3450.
c. adjunct-commies935.-
9385.—
Art. 186. Kosten van huishoudelijke uitgaven, perso
neele hulp, schrijfloonen, reis- en verblijfkosten en verdere
uitgaven der commissie voor 's Rijks geschiedkundige publi
catiën12000.
Art. 212. Jaarwedde van den directeur van het Neder-
landsch Instituut voor geschiedkundig en kunsthistorisch
onderzoek te Rome4000.
Memorie van toelichting. Vde Hoofdstuk. Vide Afdeeling.
Kunsten en Wetenschappen.
Art. 181. Jaarwedden en verdere belooningen der ambte
naren enz. bij 's Rijks archief te 's-Gravenhage Voor perio
dieke traktementsverhoogingen, ingevolge de bij Koninklijk besluit van 13
Maart 1914, no. 6 vastgestelde regeling, is 475 meer noodig.
Op het einde van het vorige jaar werd in eene bestaande vacature
aan het Algemeen Rijksarchief voorzien door de benoeming tot adjunct
commies van Jhr. mr. Th. van Rheineck Leyssius, tot dusverre vanwege
de provincie Zuidholland belast met de regeling der oude gemeente- en
waterschapsarchieven in die provincie.
Mr. Leyssius had laatstgenoemde functie nog slechts kort vervuld en
Gedeputeerde Staten vreesden niet ten onrechte, dat ook zijn eventueele
opvolger, zelfs al stelden Gedeputeerde Staten voordeeliger voorwaarden,
eveneens zoude trachten zoo spoedig mogelijk tot het corps Rijksarchief
ambtenaren over te gaan, omdat daaraan vooruitzichten op eventueele
bevordering tot hoogeren rang en ruimeren werkkring verbonden zijn.
Ten einde aan dat bezwaar tegemoet te komen, heeft de onderge-
teekende den Algemeenen Rijksarchivaris gemachtigd tot het aangaan eener
regeling, waardoor de ambtenaar belast met de ordening der gemeente-
Zie de Memorie van Toelichting.
83
en waterschapsarchieven in Zuidholland in het corps Rijksarchiefambte
naren opgenomen, maar zijne bezoldiging door de provincie Zuidholland
aan het Rijk terugbetaald wordt. Zulks kon te gemakkelijker bepaald
worden, omdat de ambtenaar zijne werkzaamheden toch op het Algemeen
Rijksarchief onder toezicht van den Algemeenen Rijksarchivaris verricht.
Provinciale Staten hebben zich met deze regeling vereenigd. Dien
tengevolge is het artikel verhoogd met een bedrag van 1300, zijnde het
tractement van een adjunct-commies, die in de plaats van Jhr. Leyssius
belast is met het werk, sinds zijne benoeming door hem verricht, welk
bedrag echter door de provincie weder in 's Rijks kas wordt teruggestort.
Art. 182. Kosten van onderhoud, huishoudelijke uit
gaven enz. voor 's Rijks archief te 's-Gravenhage. Dit artikel
is ƒ2150 hooger geraamd, doch blijft nog 700 beneden het bedrag, dat
aanvankelijk voor 1915 was uitgetrokken en voor 1914 was toegestaan.
De verhooging is voornamelijk noodig voor bindwerk en huishoudelijke
uitgaven.
Art. 183. Jaarwedde en verdere belooningen der ambte
naren enz. bij 's Rijks archieven in de provinciën. Een bedrag
van 3487.50 is vereischt voor periodieke traktementsverhoogingen, inge
volge de bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1914 no. 6 vastgestelde
regeling, terwijl 262.50 is uitgetrokken ten einde de amanuensissen bij
de Rijksarchieven in Drenthe en Limburg met ingang van 1 April 1916
tot adjunct-commies te kunnen bevorderen.
Art. 185. Jaarwedden en verdere belooningen der ambte
naren enz. bij het bureau der commissie voor 's Rijks
Geschiedkundige Publicatiën. Dit artikel is verhoogd met ƒ300
voor den onderdirecteur bij het bureau der commissie, aan wien overeen
komstig de ten vorigen jare gedane mededeeling met ingang van 1 Sep
tember 1915 een traktementsverhooging van 450 is toegekend, van welk
bedrag op de begrooting van het loopende jaar slechts ƒ150 was uitge
trokken. Verder is 135 uitgetrokken ten einde de klerk van de com
missie, die in 1916 zes dienstjaren zal hebben, met ingang van 1 April
1916 te kunnen benoemen tot adjunct-commies op eene jaarwedde van f 1000.
In het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer omtrent het
Vijfde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1916 komt het
volgende voor
In de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting
deelde de Minister mede, dat een concept-wetsontwerp aan zijn ambtge-
nooten van Justitie en Waterstaat in Juli 1915 ter beoordeeling was toe
gezonden. Gevraagd werd of het van die zijden verwachte antwoord is