76 vang genoemde testament van Stijn wed. Gerit Buys van 11 Maart 1554 is niet overeenkomstig den vorm, zooals die bij een notarieele akte gebruikelijk is. Verder had bij dit regestnummer en niet bij het betref fende inventarisnummer moeten vermeld worden, dat het stuk bij Nijhoff t a. p. in zijn geheel als bijlage is afgedrukt. L. LASONDER. Gemeente-archief Leiden. Archieven van de kerken, door Mr. Dr. J. C. Overvoorde. Leiden, 1915. De elkaar snel opvolgende inventarissen van het Leidsche gemeente archief zijn weder met twee omvangrijke deelen vermeerderd, die ons den weg wijzen in de aldaar berustende kerkelijke archieven, met name die der& Sint Pieters-, Onze Lieve Vrouwe- en Sint Pancraskerken, alsmede dat van den rentmeester der kapittel-, getijden- en memoriegoederen. De oudste der Leidsche parochiekerken is de Sint Pieterskerk, waarvan de cure in 1268 door den graaf van Holland aan de Duitsche orde te Utrecht werd geschonken, zoodat sindsdien het pastoraat door den Leid- schen commandeur dier orde werd waargenomen. Het gebouw werd beheerd door kerkmeesters, die het stedelijke gerecht benoemde. Sinds 1462 was bovendien aan deze kerk verbonden een college van deputaten en memoriemeesters voor de regeling der memoriediensten en het beheer der daarvoor bestemde fondsen, terwijl de in 1440 voor het eerst genoemde zevengetijdenmeesters op den kerkzang toezicht hielden. Het meerendeel der beschreven stukken uit de archieven dezer kerk behoort tot die der beide laatstgenoemde colleges. Uit dat der kerkmeesters zijn slechts weinige stukken in het gemeentearchief aanwezig en daar Mr. Overvoorde er blijkbaar bezwaar tegen gehad heeft, de drie in de Koninklijke Bibliotheek bewaarde memorieboeken mede in den inventaris op te nemen (zie noot 1 op bldz. XIII), bepaalt zich de beschrijving van dit archief tot die enkele overblijfselen. De kerk van Onze Lieve Vrouwe werd in 1365 tot parochiekerk verheven ten behoeve van een eertijds tot Oegstgeest behoord hebbend stadsgedeelte. Van deze kerk kwam de cure toe aan de abdis van Rijns burg, sinds 1514 ten deele aan den paus. Ook hier fungeerden kerk meesters en getijdenmeesters. De van de archieven van Onze Lieve Vrouwe thans op het gemeentearchief aanwezige stukken blijken in hoofd zaak die der getijdenmeesters te zijn. De grootste en, naar het mij voorkomt, de belangrijkste der beschreven archieven0 zijn die van het kapittel der Sint Pancraskerk en de daarmee verband houdende stichtingen. Dit kapittel werd in 1366 door bisschop Jan van Vernenborch verbonden aan de vermoedelijk reeds vóór dien 77 tijd tot parochiekerk verheven Sint Pancras- of Hoogelandskerk. Zoowel het pastoorschap dezer kerk als het beheer van het gebouw en de zorg voor de talrijke memoriediensten behoorden tot de taak van het kapittel, dat ook zelf zijne goederen administreerde. In 1578 werden de kapittel-, getijden- en memoriegoederen onder het beheer van een rentmeester gesteld, wiens werkzaamheid aanleiding heeft gegeven tot de vorming van het in de vierde plaats beschreven archief. De jongste stukken daarin blijken van 1818 te dateeren. Van al deze archieven zijn de inventarissen in deel I te vinden, dat bovendien lijsten van regesten betreffende de beide eerstgenoemde kerken bevat. Deel II bestaat grootendeels uit de regestenlijst der Sint Pancras kerk. Het zou m. i. aanbeveling verdiend hebben, van deze drie lijsten ééne te maken. In verband met het doel, waartoe dergelijke lijsten gemaakt worden, schijnt het niet noodzakelijk, ze aan de grenzen van bepaalde archieven te binden, maar integendeel wenschelijk, er eene zoo groot mogelijke uitbreiding aan te geven. Hoever men in deze richting gaan kan, zal de praktijk moeten leerenmaar tegen de hier bedoelde samen smelting zouden toch wel geen praktische bezwaren bestaan hebben. Daardoor zou tevens de onregelmatigheid voorkomen zijn, dat de (uiteraard zeer weinige) regesten betreffende het in de vierde plaats genoemde archief in de lijsten der drie andere verspreid worden aangetroffen. Na de regestenlijsten wordt ons een vrij omvangrijk bijvoegsel ge boden. Dat dit ten deele betrekking heeft op bescheiden, die in eene andere afdeeling van het gemeentearchief werden teruggevonden (zie bldz. XL en XLI), wekt wel eenige bevreemding. De indices, die het werk besluiten, zijn door den heer Bijleveld met zorg bewerkt Van de zeer uitvoerige onderverdeeling dier klappers kan ik echter evenmin als van de splitsing der regestenlijst het praktische nut inzien. Over de wijze van bewerking kan ik kort zijn, want het behoeft nauwelijks gezegd te worden het werk van dezen ervaren vakman beantwoordt aan de eischen, die het belangstellende publiek er aan stellen mag. Hoewel het mij derhalve onnoodig toeschijnt, over de verdiensten van het werk uit te weiden, en niet wel mogelijk om er ernstige beden kingen tegen aan te voeren, zou ik er toch enkele opmerkingen over willen maken, die bij mij opkwamen toen ik trachtte, mij op het standpunt van den gebruiker te stellen. Het komt mij voor, dat, hoezeer de beknoptheid van deze inventa rissen er eene groote verdienste van uitmaakt, aan de omschrijving der stukken hier en daar toch wat meer zorg had kunnen besteed worden. b Bij een eventueelen herdruk van het werk zouden de Phiiipsen misschien gevoeglijk naar de F kunnen verhuizen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 19