58
Houtwurm en boekenwurm. - De heer Fp.uin verhaalde
onlangs in dit blad (XXIII p. 73), dat de houtwurm ook voor boeken en
papieren gevaarlijk was geblekenomdat de bekende ronde gaatjes van
dit insect, dat zich in een oud charterkistje genesteld had, ook in de daarin
geborgen papieren zichtbaar waren. De identiteit van houtwurm en boeken
wurm lag dus toen voor de hand.
Ik heb aan deze zaak even mijne aandacht gewijd en bevonden, dat
het toch daarmede niet zoo gesteld is als het schijnt: beide dieren zijn
geheel verschillend. De zoogenaamde houtwurm is een uiterst klein kevertje
(Anobium striatum), in de wandeling ook wel „doodskloppertje" genoemd.
Het diertje boort een gang in het hout, waarin het juist past, legt daarin
zijne eieren en sterft: ik heb het doode kevertje meer dan eens in zulk
een gang zien zitten. De uitkomende microscopisch kleine larven boren
dan van uit den gang tallooze zeer fijne gaatjes in het hout, waarvan zij
leven. Natuurlijk planten zij zich dan weder op dezelfde wijze voort;
de geheele familie leeft en sterft grootendeels in het hout, dat aldus
allengs geheel onbruikbaar wordt.
Al eten de doodskloppertjes, naar de opmerking van Mr. Fruin, nu
ook papier, zij zijn toch geenszins identiek met den boekenwurm. Ik heb
dit dier nooit in actie gezienmaar wel de breede kronkelende gangen, die
het in de boeken nalaat en die allengs gevuld worden met eene korrelige
geele massa (wellicht de excrementen der dieren). Vergis ik mij niet, dan
zijn de boekenwurmen echter identiek met de zoogenaamde „schietmotten",
weeke geelwitte insecten met pooten, die zich vlug voortbewegen en
zich gaarne ophouden in papier, dat zij eten. Schietmotten heb ik meei
dan eens gezien, echter alleen in vochtig papierwanneer het papier droog
wordt, verdwijnen de motten. Zoogenaamde boeken wurmen heb ik echter
nooit gezien, en ik heb ook nooit iemand gesproken, die ze gezien had.
S. M.
De Gemeente-archieven in 1914.
I. Personeel.
Amsterdam. Het reglement van dienst en gebruik, alsmede
de instructie voor den archivaris, het laatst herzien in 1900, werden
wegens de te verwachten notarieele archieven met enkele bepalingen
if Evenals in de vorige jaren, zijn de meeste opgaven ontleend aan de jaar
verslagen der gemeente-archivarissen. Daarnaast zijn een enkele maal de „Verslagen
omtrent 's Rijks Oude Archieven" geraadpleegd, terwijl verder aan eemge archivarissen
schriftelijke inlichtingen zijn gevraagd. Aan allen, die mij bij de samenstelling van
dit overzicht op eenige wijze behulpzaam waren, betuig ik gaarne mijn hartehjken dank.
59
vermeerderd. Tevens werden daarin enkele wijzigingen aangebracht,
door de ervaring wenschelijk gebleken.
Het personeel werd met drie klerken vermeerderd, die op 1
Januari in dienst traden.
Sedert de installatie in het nieuwe gebouw bestaat met deze
nieuwbenoemden het archiefpersoneel uit tien ambtenaren, zijnde
behalve archivaris en commies met den titel van adjunct-archivaris,
drie adjunct-commiezen (waarvan een tijdelijk) en vijf klerken. Een
dezer adjunct-commiezen is tijdelijk met twee klerken werkzaam
aan het nieuw-archief ten stadhuize. Behalve deze ambtenaren zijn
aan den dienst verbonden vijf beambtenbenevens drie personen
zonder vaste aanstelling. Onder deze beambten neemt de inwonende
concierge de voornaamste plaats in.
Dordrecht. De concierge O. Schaap vroeg en verkreeg met
1 Juli 1914 eervol ontslag. In zijn plaats werd benoemd B. C.
Straatman, vóór dien werkzaam bij de N. V. v/h. Giltay en Zoon.
De nieuwe dignitaris doet tevens als binder dienst.
De belooning van den klerk C. P. de Bruyn werd met ingang
van 1 Januari 1915 tot 150.— verhoogd.
's-Gravenhage. Aan de ambtenaren werd de hun toekomende
periodieke weddeverhooging toegekend.
Bij de mobilisatie op 2 Augustus werd de bediende A. Tuyl als
militieplichtige opgeroepen. Nadat gedurende eenige weken in zijne
plaatsvervanging niet was voorzien, werden van 1 September af zijne
werkzaamheden waargenomen door W. F. Schön, boekbinder.
Groningen. Dr. H. P. Coster, ambtenaar belast met de ordening
en inventarisatie van het oud-archief, werd, uit hoofde van zijne be
noeming tot commies aan het Rijksarchief in Noord-Brabant, met in
gang van 1 Augustus op zijn verzoek eervol van zijne functie ontheven.
Tengevolge van de buitengewone tijdsomstandigheden werd de ontstane
vacature voorloopig niet vervuld.
Haarlem. Met ingang van 1 Februari 1914 aanvaardde de
adjunct-archivaris H. E. Knappert zijne betrekking.
Leiden. Aan den schrijver A. Cartens werd eervol ontslag
verleend in verband met zijne benoeming bij de Stedelijke Werk
inrichting; in zijne plaats werd benoemd C. G. J. Jansen, die in het
eind der maand November in dienst trad.
Rotterdam. De wensch, aan het archief een jongen klerk te
verbinden, die de lust en de geschiktheid zou bezitten om geheel
voor den archiefdienst te worden opgeleid, ging dit jaar nog niet in
vervulling.
Schiedam. Tot de op 2 Augustus 1914 gemobiliseerden be-