224 1873. De Hofkapel is onderhanden geweest. De oorkonden zijn beschreven tot het jaar 1400, „doch het onbelangrijke van den in houd heeft dien arbeid tijdelijk doen staken. [Dit „tijdelijk" heeft zich uitgestrekt tot 1913.] Daarentegen wordt thans de verzameling-VAN Spaen op onze gewone wijze geinventariseerd" [Inde Fruinii lacrimae in 1913.] 1876. „Onze archivale werkzaamheden, het ordenen en beschrijven der verschillende verzamelingen, zijn aanzienlijk vooruitgegaan en nade ren voor een gedeelte de voltooiing. Ik heb namelijk dezen zomer eene der hoofdafdeelingen, het archief der provincie Holland en wat hier van de overige gewesten berust, geheel doen beschrijven; de heer Feylbrief heeft die taak geheel ten einde gebracht, maar nu houd ik mij met de noodige toelichting daarop bezig. Ik hoop dezen zomer daarmede k.laar te komen en dit stuk ter uitgave gereed te maken. Zoodra de zachtere weersgesteldheid toelaat in onverwarmde localen te arbeiden, zal dan met de opschrijving van het eigenlijke Rijks- of Staatsarchief, namelijk der elkander opvolgende landsbesturen, van de oprigting daarvan af tot de omwenteling van 1813 toe, een begin gemaakt worden". Hoe duidelijk is hier, dat „ordening en beschrijving" nog opgaat in het begrip „opschrijving"reeds een Feylbrief kan het bezorgen, bij zachte weersgesteldheid. 1877. „De rijke schatten, die onze verzameling voor de geschiedenis des vaderlands bezit, schijnen slechts de aandacht van weinigen te trekken, hetgeen ik eensdeels aan de verachtering onzer historische studiën, ver geleken met het buitenland, toeschrijf, anderdeels ook aan de gemak kei ij ken toegang tot alle bescheiden, want men ziet dikwijls dat waar de toegang een voorregt is, die meer gezocht wordt." De gemak kelijke toegang een afschrikking! „Kom daar nu reis om", zou Pieter Stastok Sr. zeggen: „Het Algemeen Rijksarchief werd in het afgeloopen jaar bezocht door 2830 personen" (1913), en de toegang is voorwaar niet moeilijker geworden. In den nieuwen tijd komt men opeens terecht met het verslag van den Archivaris in Gelderland, Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, over 1877 (hij was pas in functie getreden 1 Augustus van dat jaar). Wat een kloek stuk, dat in eens een overzicht geeft van groei en beteekenis van het geheele Geldersch archief en het ontleedt in al zijn onderdeden! En tegelijk voor eens en voor al vonnis strijkt over de (onder Nijhoff) ook in Gelderland gevolgde methode van de stukken „te sorteeren, verzamelen en rangschikken naar de onderwerpen, die hun inhoud belangrijk schenen te maken Herinnert men zich dan bovendien, dat 19 Juni 1879 dezelfde ambtenaar het rapport over de oude rechterlijke archieven in Gelderland inzond, dat een der grootste sieraden is van het archief-deel 225 van Hubrecht's Onderwijswetten (bl. 282 v.v.), dan wordt duidelijk, dat zijn later optreden aan het Algemeen Rijksarchief daar de periode, die zichzelf kenmerkt in van den Beroh's verslagen, voor altijd afsluiten moest. Hij heeft het touw een flink eind hooger gehangen, en daarmede zijn opvolger den plicht nagelaten tot den koenen sprong, waartoe deze in aanloop is. H. T. COLENBRANDER. Jhr. Mr. A. H. Martens van Sevenhoven, Archief van het ka pittel van St. Maria op het Hof te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage Martinus Nijhoff, 1914. De bespreking van dezen inventaris kan zich m. i. tot weinig bepalen. Voorop gaat een niet groote, zakelijke inleiding. De hoofdweder- waardigheden uit de geschiedenis van het kapittel worden in het kort gerele veerd het ontstaan, het tenietgaan, het merkwaardige doeleinde, dat de stichter beoogde „een aantal dagelijksche raadslieden aan zijn hof te ver binden" en eenige opmerkingen van algemeenen aard omtrent den inventaris en de regestenlijst. De dan volgende inventaris telt 305 nummers; een geheel nieuwe orde werd daarvoor ontworpen, „omdat de sporen der voormalige ordening van het archief te gering waren om daarin eenigen steun te vinden", een gemis, dat wij maar niet al te zeer betreuren zullen. Aangenomen werd een hoofdverdeeling in de categorieën het kapittel in het algemeen, beheer der goederen van het kapittel en beneficiën, door het kapittel bezeten of geadministreerd, ieder in onderafdeelingen verdeeld, welke meestal nog maals onderverdeeld werden. Eenige stukken betreffende de kapelaans der hofkapel vóór de oprichting van het kapittel en afkomstig van leden van het kapittel, besluiten in den vorm van twee appendices het geheel. De indeeling lijkt mij van omslachtigheid niet geheel vrij te pleiten dergelijke specialiseering leidt onwillekeurig tot soms zeer gezochte plaatsing en het uitdenken van nu niet bepaald voor de hand liggende verdeelingen. Zoo treft het, een vergunning van Karei V om gebruik te maken van een pauselijk voorrecht dat in de afdeeling verhouding van het kapittel tot den paus en den bisschop van Utrecht prijkt daarvan bekwamelijk gescheiden te zien ter plaatsing onder het hoofdverhouding van het kapittel tot den landsheer (nos. 4 en 13). Onder het hoofd bevoegdheid van den deken vindt men verscheidene nummers, die in den grond der zaak het kapittel in zijn geheel betreffen (b.v. no. 40). En voor het laten wij in navolging van de noot op bl. 5 maar kortweg zeggen cartularium van het kapittel (no. 59) en twee bladen, opnoemend stukken behoorend tot het kapittel-archief, die daarin niet werden afgeschreven,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 28