222 Beseft men genoeg, dat ons „verlichte" land in de regeling der toegankelijkheid van de 19deeeuwsche staatsarchieven volstrekt niet vooraan staat in Europa? Het is zoo, èn in Engeland èn in Pruisen èn in Oostenrijk èn in Rusland èn in Zweden heeft men tot het raadplegen van 19de eeuwsche staatsarchieven een bijzondere vergunning noodig, die echter, voor zoover het archieven betreft die reeds naar het centrale rijksarchief depot zijn overgebracht, in den regel door den beheerder van dat depot kan worden verleendook waar dit niet het geval is, heb ik ondervonden dat de vergunning steeds spoedig afkomt. Aan de Affaires Etrangères te Parijs alleen kan het langzaam gaan, daar eerst eene „commission des archives diplomatiques" adviseeren moet die elke maand heet te vergaderen maar dit niet doet; de leden zijn oudministers, senatoren, kamerleden, die niet bijeen zijn te krijgen gedurende de parlementaire vacanties, en als het geen parlementaire vacantie is, het hoofd vol hebben met andere dingen. Maar nergens, ook te Parijs niet langer, stelt men den onmogelijken eisch van eerst te moeten aangeven, welke stukken men (uit een archief waarin men nog niet toegelaten is) zou willen inzien. Ernstig historisch onderzoek naar eenigszins algemeene zaken wordt onmogelijk op die manier, of althans zeer tijdroovend. Hoe de practijk in Nederland thans is of althans zijn kan, blijkt uit hetgeen Mr. Fruin mededeelt omtrent de onderzoekingen, ingesteld aangaande den eigendom van den Hofvijver. „Als ik het verzoek van den advocaat der gemeente 's-Gravenhage om zekere stukken uit het Departement van Waterstaat te mogen inzien, aan den Minister had over gebracht, werd dat verzoek om advies gezonden naar het Departement van Financiën; dat won dan het advies in van den Landsadvocaat; deze ver voegde zich bij mij om de stukken in te zien, waarvoor ik dan weer machtiging van den Minister van Waterstaat moest vragen; de Lands advocaat bracht dan weder rapport uit aan den Minister van Financiën, welke weder zijn ambtgenoot van Waterstaat voorlichtte, waarop dan ein delijk eenige maanden na de aanvrage natuurlijk de machtiging inkwam." Dit tooneel, waarde lezer, heeft zich niet afgespeeld in het groothertogdom Gerolsteinzoo zijn w ij. Wat een kapriolen om toegang te krijgen tot historisch materiaal van een eeuw oud, en waarvan geen der hoogwijze heeren, die er over te beschikken hebben, eenige kennis meer heeft! Wat is dan de beteekenis van de heele overbrenging naar het Rijksarchief? Zij behoort deze te zijn, dat de stukken erkend worden, voortaan van meer belang te zijn voor het historisch onderzoek dan voor de loopende administratie. Als deze laatste zichzelf en anderen noodelooze moeite en verveling wil besparen, trekke zij er dan ook eens voor al de handen van af. Waar het archieven van honderd jaar geleden of daaromtrent betreft, worden de politieke belangen van een staat of van haar regeering van het oogenblik zelfs door 223 den schijn van geheimhouding veel meer dan door openbaarheid geschaad: het historisch onderzoek brengt de arcana toch wel aan het licht uit andere, minder angstvallig bewaakte bronnen. Geldt de vrees benadeeling van rechtsbelangen van den staat? Een staat, die van het licht afsluit, wat in rechte tegen hem zeiven zou kunnen worden aangevoerd, is de ware rechtshandhaver niet. Behoef ik meer aan te halen ten bewijze, dat aan het hoofd van ons Rijksarchiefwezen thans een man staat met een hoog besef van zijne taak, en die geen arbeid schroomt om aan die taak te voldoen? Zeker neen. De hoop is gevestigd, dat men aan het Algemeen Rijksarchief en bij onze Rijksarchieven in het algemeen resultaten zal zien bereikt, zooals ze ge- wenscht moeten worden tot nut van de beoefening onzer historie en tot eer van ons land. In verband met het index-plan zijn zoodanige verslagen omtrent 's Rijks oude archieven bijgedrukt als slechts in handschrift aanwezig waren. Het zijn die van het Rijksarchief te 's-Gravenhage, van het optreden van van den Bergh tot en met 1877 (Bakhuizen van den Brink, bij instructie tot het indienen van jaarverslagen gehouden, schijnt die verplichting nimmer te zijn nagekomen), en de provinciale archiefverslagen van het jaar 1877 (die van ouderen datum waren gedrukt in de provinciale verslagen over de jaren 1851'76 en dus gemakkelijker te vinden dan die van 1877, welke alleen waren gedrukt in de Staatscourant). De uitgave vergemakkelijkt het index-werk en ontleent vooral aan de bevordering van dienstbelangen hare waarde. Zij levert echter bovendien voor eiken in het archiefwezen belangstellende voor een verloren achter middag een geenszins verwerpelijke lectuur op. Men kan er een bloem lezing uit houden ter illustratie van het reusachtig verschil tusschen toen en nu. Wat ging het gemoedelijk toe op het „Rijksarchief te 's-Gravenhage" in de dagen van van den Beroh Een woordje over de aanwinsten, een woordje over de voornaamste ingestelde onderzoekingenen zoowaar van tijd tot tijd een woordje over de inventarisatie In het verslag over 1865 wordt het sloopen der Indische kohieren door de Jonge als een heuglijke overwinning van geest over stof gevierd. Immers, waren niet nu eerst de stukken „soort bij soort" gebracht? Het verslag over 1872 herdenkt den schrijver van Akbar, den ambtenaar van Limburg Brouwer. „Zijn laatste arbeid, waarmede hij zich nog tot kort voor zijn dood bezig hield, stond in verband met zijne studiën over Indië, namelijk het vervaardigen van zaakrijke uittreksels uit de brieven en papieren, ingekomen bij de O. I. C. uit Bengalen, Soeratta, Perzië en Mocha

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 27