202
gevolgd van den inhoud der bijna 300 pakken tellende serie tot 1717
heb ik onderscheiden de aan de Staten gerichte brieven, die aan de Raden,
de minuten van beide colleges uitgegaan, van sommige jaren ook andere
rubrieken, stukken, waarvan de bestemming niet aanstonds blijkt en welke
later misschien terecht zijn te brengen, eindelijk de massa afschriften.
Stukken zonder datum zijn achter in het pak gelegd, waarin ze zijn aan
getroffen, omdat er altoos eenige kans meer is dat zij daarin behooren
dan in een ander.
Het beginsel, dat bij deze rangschikking op den voorgrond gestaan
heeft, is dat van 16 der Handleiding: „het systeem van indeeling
moet worden gegrond op de oorspronkelijke organisatie van het archief,
die in hoofdzaak overeenstemt met de inrichting van het bestuur, waarvan
het afkomstig is". Toch komt dit beginsel op de boven beschreven wijze
niet geheel tot zijn recht. Immers dat een brief aan de Staten, resp. aan
de Raden gericht is, is geen strikt bewijs, dat hij inderdaad bij het
genoemde college is ingekomen. Zooals bekend is, werden zoowel de
Statenleden als de Raadsleden aangewezen door den Eersten Edele en de
zes stemhebbende steden. De bevoegdheid van de Raden berustte op de
hun gegeven instructiën die van de Staten ging zoo ver als hunne macht
reikte. Volgens de jongste instructie van 1586 (art. 20) mocht de Raad
alle aan de Staten gerichte brieven openen, wanneer deze niet bijeen waren,
en antwoord geven in zaken, die geen uitstel konden lijden. Omgekeerd
kwam het voor, dat zaken, die doorgaans door den Raad afgedaan werden,
in de Statenvergadering werden gebracht. De praktijk was niet altoos
dezelfde. Wanneer het adres van een brief niet juist was, zal de pen
sionaris den knoop aanstonds doorgehakt hebben. Lieden, die niet op de
hoogte waren, schreven soms aan de Generale Staten van Zeeland, aan
den Raad van State van Zeelandde eene gezant adresseerde aan de
Staten, een ander aan de Raden, een derde aan den pensionaris 2). De
Gecommitteerde raden (der grafelijkheid van Zeeland) vormden met enkele
heeren uit andere gewesten het college van Gecommitteerde raden ter
admiraliteit van Zeeland, eene heerlijke aanleiding tot het stichten van
verwarring, die niet ongebruikt gelaten is 3). De admiraliteitsarchieven zijn
naar Den Haag overgebracht te recht of ten onrechte maar de in
Middelburg aanwezige brieven met een adres aan de admiraliteit kunnen
zeer wel bijlagen zijn tot de notulen der Gecommitteerde raden van het
Zie: „De Instructiën voor de gewestelijke regeering van Zeeland", door mij
medegedeeld in het Archief van het Zeeuwsch genootschap van 1912.
2) Zie hiervoor, blz. 114. In de liassen van het archief der Staten-Generaal
treft men vele malen aan den griffier gerichte brieven aan tusschen die aan H. H. M.
3) Art. 27 der instructie van 1586 schreef voor, dat de gewestelijke en admirali
teitszaken in verschillende vertrekken moesten worden behandeld. Ook waren er
twee secretarissen. Door een en ander valt de verwarring in dit opzicht nog al mee.
203
gewest; voor de commiezen der magazijnen van oorlogsbehoeften b.v.
was het al zeer gemakkelijk zich hier te vergissen. Is het adres van een
brief geen klemmend bewijs voor de bestemming, dan mag men elders
naar aanwijzingen zoeken. In de notulen van de Staten wordt zeer dikwijls,
maar lang niet altoos, melding gemaakt van de gelezen brieven. Bij uit
zondering is op de stukken aangeteekend, of ze gelezen zijn „in comitiis"
een vreemde naam, in t voorbijgaan gezegd of „in consilio", of dat
zij zijn overgebracht „ad ordines". Een manier zou zijn en wanneer
de massa niet zoo overstelpend was, zou ze veel voor hebben de heele
quaestie te laten rusten en de brieven aan de Staten en die aan de Raden
bijeen te voegen. Maar er zijn afzonderlijke serieën Statennotulen en
Radennotulen, die ieder hare bijlagen hebben gehad, en ook hebben Van
Citters en zijne opvolgers pakken met relatieven tot de notulen van de
Staten en tot die van de Raden onderscheiden Er behoort dus eene
splitsing te geschieden en daarbij moet mijns inziens meer dan de
Handleiding doet uitkomen, met den inhoud der stukken rekening
gehouden worden, want deze geeft betere aanwijzing omtrent het college,
waarin zij gediend hebben, dan het formeele adres. Diplomatieke stukken
behooren tot de bijlagen van de Statennotulen, stukken betreffende de
dagelijksche administratie van de ontvangers en de magazijnmeesters, en
die betreffende het Committimus 2) bij de Radennotulen. Er blijven vele
stukken over, waarvan de bestemming minder duidelijk is, maar het zal
de moeite niet loonen daarover veel na te denken. Wie een stuk zoekt
en het niet onder de bijlagen van het eene College ontdekt, zal die van
het andere naslaanvoor de hoofdzaak is echter gezorgd, wanneer onder
zoekers bepaalde soorten van stukken bijeenvinden.
Een enkel woord nog over de vele afschriften 3). De Handleiding
zegt in 29: „In den regel behoort men geene origineelen en afschriften
van gelijksoortige stukken met elkander in dezelfde serie op te nemen".
In de banden van Van Citters is het wel geschied, en daar de stukken
voor hetzelfde doel gediend hebben 4), is eene afwijking van den regel te
billijken. Waar de zeventiende-eeuwsche stukken toch eenmaal erg dooreen-
geraakt zijn, bestaat eene zekere vrijheid ten opzichte van de rangschikking.
De origineele diplomatieke stukken hebben voor den geschiedvorscher, o&p
wiens belang ook, zij het in de tweede plaats, moet worden gelet, meer
waarde dan de afschriften van in Den Haag berustende stukken, en de
J) Men vindt in de banden uit den tijd van Van Citters aan de Raden gerichte
brieven onder de bijlagen tot de Statennotulen. Oudere beheerders schijnen
blijkens liasgaatjes soms brieven aan de Staten en aan de Raden aaneengehecht te hebben.
2) Zie hiervoor, blz. 45 vg.
3) Zie hiervoor, blz. 112 vg.
4) Zie hiervoor, blz. 115.