194
en kostbare onderneming krachtig en goed aan te vatten en doelmatig tot
stand te brengen. Hare hoogleeraren hebben niet den tijd en de noodige
voorbereiding, om een werk als dit naar eisch te verrichten, en zij hebben
evenmin ambtenaars, die tijd en gelegenheid hebben, om de reizen ter
opsporing van het materiaal te ondernemen, om het dan behoorlijk te
ordenen en te beschrijven, en om geregeld op bepaalde tijden per week
ten dienste van het publiek in de lokalen aanwezig te zijn".
Dit kan ik met den besten wil niet vatten. Hoe, een der hoogleeraren
heeft wel den tijd en de noodige voorbereiding om aan het hoofd van
het Economisch-historisch archief te staan en zou geen tijd hebben en niet
geschikt zijn, om de veel kleinere Rotterdamsche verzamelingen te beheeren?
Er zouden zooveel ambtenaren noodig zijn, om de reizen ter opsporing
van het materiaal te ondernemen? Van de Rotterdamsche archieven?
Geloove het wie wil. De hoogeschool zou de gelegenheid en de middelen
missen, om de Rotterdamsche stukken vooralsnog te beheeren? En dat
zegt een bestuurslid van de veel omvangrijker en kostbaarder onderneming,
het Nederlandsch Economisch-historisch archief!
Ik ben niet gewoon om in andermans beurs te kijken en heb daar
dus geen routine inmaar als ik bedenk, dat de Handelshoogeschool een
eigen gebouw op eigen grondgaat zetten, terwijl het Economisch-historisch
archief afhankelijk is van de gastvrijheid van het Haagsche gemeentebestuur
en elk oogenblik op straat gezet kan worden als ik verder naga, dat
de Handelshoogeschool een eigen archivaris-bibliothecaris met ervaring en
wetenschappelijken titel bezit, terwijl de archivaris-onderdirecteur van het
Economisch-historisch archief bij al zijn deugden maar één gebrek, doch
een lastig gebrek heeft, dat hij namelijk niet bestaat, dan lijkt mij de
bezorgdheid van het bestuurslid van het Economisch-historisch archief voor
de financiën van de Handelshoogeschool toch wel bedenkelijk altruïstisch.
Bovendien men zie toch niet voorbij, dat het materiaal te Rotterdam
is en de studenten aan de Handelshoogeschool, die hierin „een uitnemend
en gemakkelijk bruikbaar studieveld zullen vinden", eveneens te Rotterdam
zijn. Wat ligt nu meer voor de hand: dat men zorg drage, dat de
Rotterdamsche stukken verzameld worden in het archief der Handelshooge
school, dan wel dat men ze naar Den Haag voere, om de studenten ze
achterna te laten reizen? De keus kan mijn inziens niet moeilijk zijn.
Naar ik hoop is Mr. Muller nu overtuigd, dat de Rotterdamsche stukken
door mij niet begeerd worden; omdat ik van meening ben, dat ze meer
nut kunnen doen bij de Handelshoogeschool. Het zou mij echter aan mijn
hart gaan, als ze van hier naar elders gesleept werden. Reeds vroeger
heeft men de portretten van onze oude beroemde kooplieden weggehaald,
Onlangs aangekocht van de gemeente Rotterdam, ongeveer 3108 M2. a 40
per M2.
195
zoodat wij om de beeltenissen te zien van een Van der Veken, van een
Van der Horst, van Joost van Coulster, van Hartigsvelt en anderen, naar
Amsterdam moeten trekken. Thans wil men blijkbaar het werk voltooien door
van de tegenwoordige kooplieden zelfs de archieven, de getuigen van hun
werken en streven hier in Rotterdam, naar Den Haag te voeren. Het rampzalige
centralisatie-systeem, dat op ander gebied thans zoo gewraakt wordt, moest
nu toch bij het archiefwezen niet zoo onnoodig ver worden doorgevoerd.
Neen, laten de reizigers of agenten van het Economisch-historisch
archief ons land doorkruisen van Noord tot Zuid en van Oost tot West,
laten zij opsporen, wat er voor belangrijks aan handels- en bedrijfsarchieven
in elke plaats van ons land aanwezig is; maar laten zij tevens, voordat zij
de stukken van eenige plaats meenemen naar Den Haag, zich wenden tot
een openbaar archiefdepót in die plaats, met de vraag of dit ze niet onder
zijne hoede wil nemen. Eerst dan zullen de bestuurders van het Econo
misch-historisch archief metterdaad toonen, dat het er hun uitsluitend om
te doen is, om deze stukken te bewaren, opdat zij geordend en voor de
studie toegankelijk gesteld kunnen worden.
Ik handhaaf dus mijne voorstellen en heb, niettegenstaande Mr. Muller
verzekert, dat ons verzoek door het Economisch-historisch archief niet in
ernstige overweging genomen zou worden, nog altijd hoop, dat met het
bestuur te praten valt.
Naar ik vertrouw zal mijn bedoeling duidelijk in de volgende redactie
zijn weergegeven
1 Onze Vereeniging wende zich tot het bestuur van het Nederlandsch
Economisch-historisch archief, met het verzoek, om de opgespoorde
handels- en bedrijfsarchieven van elke plaats, waar een of meer openbare
archiefdepóts aanwezig zijn, zoo mogelijk in een dier depóts te
deponeeren.
2°. Onze Vereeniging wende zich tot het bestuur van de Nederlandsche
Handelshoogeschool met het verzoek, om de Rotterdamsche handels-
en bedrijfsarchieven alsnog in het verzamelplan van het Economisch-
archief der school op te nemen.
Ten slotte nog dit. Voor de zuiverheid der stemming over deze
voorstellen zou het wenschelijk zijn, om voor een oogenblik aan te nemen,
dat het program van het Economisch-historisch archief nog in staat van
wording was en de jonge vereeniging tot ons kwam om advies over de
vraag, of zij alle handels- en bedrijfsarchieven zonder uitzondering mee
naar Den Haag zou nemen, dan wel of zij sommige onder zekere voor
waarden in loco zou laten. Hoe zouden wij haar dan antwoorden? Zoo
en niet anders zou ik wenschen, dat mijne voorstellen opgevat werden.
Rotterdam, April 1915. E. WIERSUM.