104
van allerlei contracten, echter alleen voor zoover het Oldambster goederen
en Oldambster personen betreft, terwijl de handelingen op Oldambster
territoir moesten plaats hebben. Bij gebreke van kerkvoogden werden twee
gedelegeerden aangewezen om de acten naar rechte te bezegelen, terwijl
tegelijkertijd een zegel werd vastgesteldhet zegel, waarover wij tevoren
spraken.
Deze bevoegdheid van pastor en kerkvoogden in het Oldambt en in
het Westerwoldsche is blijven voortduren tot het laatst van Februari 1811
geen gequalificeerde zegelaars hebben de oude waardigheidsbekleeders
kunnen verdrijvendeze zijn alleen in de Ommelanden werkzaam geweest.
Bij den nieuwen stand van zaken konden pastor en kerkvoogden zich
niet zonder protest neerleggen. Voor de predikanten beteekende de
nieuwe regeling der voluntaire jurisdictie groote vermindering van inkom
sten; in een karspel als Veendam werd zelfs het jaarlijksch bedrag der
verzegelingskosten op niet minder dan 500 berekend In tal van
adressen beklaagden zij zich bij den prefect, en deze voor de billijkheid
wellicht gevoelende, stelde de requesten om bericht en raad in handen van
den onderprefect van Winschoten 2). Maar de opheffing van de oude
praktijk was met dit al een onherroepelijk feit 3). Het oude recht, dat de
positie van den zieleherder in de middeleeuwen zoo eigenaardig naar
voren had doen komen, en in deze achterlijke, voor het verkeer zoo
moeilijk toegankelijke streken zoo lang was blijven voortleven, was ein
delijk in den modernen staat ondergegaan.
P. O. BOS f.
Mgr. Dr. G. Brom.
Het is niet zonder schroom dat ik voldoe aan het verzoek van de
redactie van dit tijdschrift om Dr. Brom te herdenken als archiefonderzoeker,
overtuigd als ik ben, dat de leermeester niet voldoende objectief geschetst
kan worden door den leerling en dat te minder naarmate deze duidelijker
de ontoereikendheid beseft van elke bewoording, waarin hij het getuigenis
van zijn vereering en dankbaarheid zou kunnen kleeden. De mensch en
zijn werk zijn bovendien bij een figuur als Dr. Brom niet te scheiden, hij was in
den lande geen stille, wiens persoonlijkheid verborgen bleef achter kille in
ventarissen wie zijn arbeid bespreekt, bespreekt hemzelf. Een druk leven
1) Request aan den prefect. Bij provinciale publicatie van 4 Mei 1803 was
reeds aan den predikant van Veendam een schadeloosstelling toegekend voor het
verlies der verzegelingskosten van Trips- en Borgercompagnie, waar hem het recht
van zegelen ontnomen was.
2) Archief van den prefect nr. 360.
3) Voor de tractementsregeling van den predikant te Veendam vgl. de beschik
king van den secretaris van Staat voor de Binnenlandsche Zaken d.d. 31 October 1814.
105
was hem lief. Zijn aard en zijn werkkring brachten hem met veel men-
schen in aanraking en voor menigeen zal wellicht de geestelijke eenigszins
zijn schuilgegaan achter den historicus. Wie hem beter kenden wisten
echter, dat een onwankelbaar geloof zijn daden bestuurde, dat hij zichzelf
geheel dienstbaar maakte aan de Idee, door hem beleden. Hiermede zal
samenhangen, dat door zijn leven een krachtige lijn te volgen is; zijn
eigen talenten kennend, bezat hij tevens de klassieke deugd van het trouw-
blijven aan de gekozen levenstaak.
Hoewel Dr. Brom nooit archiefambtenaar in den gangbaren zin des
woords is geweest, heeft hij een belangrijk deel van zijn leven in archieven
doorgebracht. In zijn studententijd te Rome werden de grondslagen gelegd
voor het Bullarium Traiectense, een verzameling van alle stukken betref
fende het bisdom Utrecht, welke van 751 tot 1378 de pauselijke kanselarij ver
lieten. De compilatie, grootendeels geput uit de Regesta Vaticana en
Avenionensia, behoorend tot het archief van den Paus, werd aangevuld
met stukken, die te Parijs, Brussel, Gent en in de Nederlandsche depots
waren opgespoord. Het eerste deel verscheen in 1891, het tweede, voor
afgegaan door een uitvoerige inleiding en besloten door de noodige indices,
zag vijf jaar later het licht. Intusschen had Dr. Brom in 1895 zijn kapelaan
schap te Groningen vaarwel gezegd en zich als vast medewerker verbonden
aan het Utrechtsch Oorkondenboek, de groote onderneming van
den rijksarchivaris in Utrecht, Mr. S. Muller Fz., waarvoor in 1890 een
uitvoerig Programma was verschenen. In den loop van drie jaren
werden ongeveer 3000 Utrechtsche oorkonden vanaf de oudste tijden tot
1300 uit gedrukte en ongedrukte bronnen opgezocht, in regest gebracht
en voor een deel afgeschreven. De legger voor het oorkondenboek was
hiermede gereed, doch verder kon het werk voorloopig niet gedijen, omdat
Dr. Brom in 1898 het hoofdredacteurschap van „Het Centrum" had aan
vaard en door dezen nieuwen werkkring het grootste deel van zijn tijd in
beslag genomen zag. Toen een opvolger voor het oorkondenboek niet
gevonden werd, besloot Mr. Muller de regestenlijst alvast te laten drukken
en nadat het materiaal door den archivaris was herzien voornamelijk
was dit noodig in verband met moeilijkheden van chronologischen aard
heeft Dr. Brom tot het einde toe bij het afdrukken medegewerkt. Dit
einde kwam laat; eerst in 1908 kon het werk, in twee zware deelen,
verschijnen, doch dit wordt afdoende verklaard door het feit, dat in 1904
een nieuwe taak Dr. Brom wederom riep naar de Eeuwige Stad, waar de
reeks zijner archivalische publicaties een zoo gelukkig begin had genomen.
In het voorjaar van 1901 stelde professor P. Blok in een aantal
Italiaansche archieven een onderzoek in naar bescheiden betreffende de
geschiedenis van Nederland. Het resultaat daarvan, nedergelegd in een
rapport van 85 bladzijden druks, was zóó belangrijk, dat de regeering,