96 worden. Ook over een ander punt zullen wij niet twisten: Dr. Wiersum begeert de enkele nog bestaande oude werktuigen onzer industrie niet, en ik begeer ze ook niet voor het Economisch-historische archief; want ik hoop, dat ze in afzienbaren tijd zullen opgenomen kunnen worden in een centraal Historisch museum van Nederland. Ook over eene derde categorie van voorwerpen zullen wij niet ernstig twisten. Bepaald oude koopmans boeken zijn uiterst zeldzaam, en er pleit inderdaad een en ander voor, om die in een oud archiefdepöt onder te brengen, omdat ze, gewoonlijk een voudig van inrichting, door het moeielijk leesbare oude schrift voor niet- archivarissen niet gemakkelijk te gebruiken zijnhet is dus mogelijk, dat men het ook over die enkele registers eens wordt. Maar zeker niet over de voornaamste categorie van voorwerpende archieven der moderne fabrieken en der belangrijke handelsfirma's, die jaarlijks roekeloos vernietigd worden en die men thans wenscht te behouden, te verzamelen en te organiseeren als eene collectie materiaal voor de kennis van Nederland's economische toestanden in de 19e eeuw. Hierover zullen wij het niet eens worden, en dit is van veel belang; want juist het redden en be waren van deze categorie van stukken is het motief en de rechtvaardiging van de stichting der nieuwe vereeniging. Ik heb zelfs groot bezwaar tegen het denkbeeld, om deze bescheiden te deponeeren in de gemeente-archieven: le. omdat dergelijke versnippering het kostbare materiaal zou verspreiden en de gelegenheid tot het gebruik en de studie van deze nieuwe bron, die niet ligt in de lijn onzer gewone bezoekers, zou bemoeilijken. 2e. omdat deze private papieren, die betrekking hebben tot de 19e eeuw, grootendeels tot het laatste gedeelte daarvan, niet behooren in de stedelijke archiefdepots, waar de gemeente hare oude archieven bijeenbrengt, die zij voor hare praktijk niet meer behoeft; wat er door dergelijke samenbrenging van zulke heterogene archieven en andere zaken van onze archiefdepöts worden zou, kunnen belangstellende deskundigen nagaan in de verslagen van het Brusselsche gemeente-archief. 3e. omdat de leden onzer vereeniging niet voorbereid zijn, om dit materiaal behoorlijk te behandelen en er een goed gebruik van te maken. Dit laatste is niet de minst belangrijke reden; ik beweer, dat het voor een normaal archivaris, opgeleid naar de in onze vereeniging gekoesterde denkbeelden, niet wel mogelijk is, om moderne koopmans-archieven van eenigen omvang behoorlijk te beheeren, te ordenen en te beschrijven, veelmin om ze te bestudeeren en aan het publiek te verklaren. Reeds de geheimen van de Italiaansche boekhouding leveren voor zulk eene onderneming ernstige bezwarende geheele inrichting der moderne koopmansboeken maakt het voor een persoon, die door zijne carrière geheel buiten den handel staat en staan moet, geheel onmogelijk om deze taak goed te volbrengenook het uitzoeken van het waardevolle uit deze paperassen en de beslissing 97 over de gewichtige vraag, wat daarvan zonder schade vernietigd kan worden, zou aan onze leerlingen onmogelijk zijn de opleiding, die wij en de onzen aan onze kandidaten geven, schijnt mij dan ook voor de beheerders van de aangeduide stukken vrij wel nutteloos. Mijne conclusie is dus deze, dat onze vereeniging allerminst behoort mede te werken, om hare leden te doen belasten met het beheer van stukken, waarvoor zij niet berekend zijn en waarvoor onze vereeniging hen ook niet berekend kan maken. Het verzet tegen de welgemeende pogingen eener nieuwe organisatie, die haar dit werk uit de hand wil nemen, schijnt mij misplaatst; ik zou die pogingen veeleer met dank aanvaard wenschen te zien, omdat de organisatie het werk veel beter verrichten en het materiaal veel beter beheeren kan dan wij. Ik zou dus willen adviseeren, de beide voorstellen van Dr. Wiersum niet aan te nemen: en ik heb daarvoor ook nog andere redenen. Het schijnt mij niet wel betwijfeld te kunnen worden, dat de uit zondering, die in het tweede voorstel alleen voor Rotterdam gemaakt wordt, voor ons niet aannemelijk is. Indien het toch gewenscht is, eene exceptie te maken voor deze stad, moet dit natuurlijk ook het geval zijn voor andere steden, voor wie geheel hetzelfde geldt: er is geene reden, om alleen Rotterdam van dit voorrecht te laten genieten. Onze vereeniging althans zou om zulk een zuiver plaatselijk voorrecht allerminst mogen verzoeken, te minder omdat het niet eens het doel zou bevorderen, dat Rotterdams archivaris, ons medelid, zoo nadrukkelijk verlangt: het beheer van deze archieven door den gemeente-archivaris zeiven. Maar indien de uitzondering wordt uitgebreid tot alle steden, die een eigen archivaris hebben, dan zal Dr. Wiersum zijn doel nog veel minder bereikende archieven zullen dan allen weggehaald worden door de agenten der Rotterdamsche Handels- hoogeschool in plaats van door die van het Economisch-historische archief, dat niet anders verlangt dan ze ter beschikking van de Handels hoogeschool te stellen, maar dat veel beter dan zij geoutilleerd is om ze op te sporen en te beheeren. Het is bovendien eene illusie van Dr. Wiersum, dat een dergelijk verzoek, indien onze vereeniging zich daartoe liet verleiden, door het Economisch-historische archief inderdaad in ernstige overweging genomen zou worden, omdat men de zaak nog niet uit dit oogpunt bekeken heeft. Boven zette ik reeds uiteen, dat de vereeniging, in navolging van in het buitenland bestaande organismen, integendeel na ernstige overweging juist dit als haar hoofddoel in het oog heeft gevat en met de uitvoering van i) Ik wil vermelden, dat de Algemeene rijksarchivaris (die trouwens, evenals ik, tot het Economisch-historische archief in betrekking staat) onlangs, toen de zaak in eene vergadering ter sprake kwam, het in dit opzicht aanstonds met mij eens bleek te zijn.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 3