156 zeer is het juist, dat iedere inventaris zijne eigenaardige bijzonderheden heeft; maar het is, dunkt mij, toch wel mogelijk een stelsel te vinden, waarvan de hoofdlijnen op de meeste inventarissen kunnen worden toe gepast, een gareel, dat passend en niet knellend is, en waarin iedereen met een weinig opoffering van persoonlijke meening zich schikken kan. Voor zulk een stelsel wordt hier het onderstaande ter beoordeeling gegeven. In de eerste plaats schijnt de onveranderde handhaving gewenscht van de paragrafen 64 en 81 der Handleiding, die twee indices voorschrijven: een index van persoonsnamen en een index van plaatsnamen. Welke overweging de samenstellers tot het gebruik van de hier gespatieerde woorden in het bijzonder hebben geleid, zijn niet bekendmaar zij ligt, dunkt mij, voor de handeen onderzoek gaat meestal uit van personen of van plaatsen, of is daartoe terug te brengen. Omtrent de bewerking van persoonsnamen heb ik hierboven van mijne voorkeur reeds doen blijken alleen zij er hier nog bijgevoegd, dat de voornamen en familienamen in één index vereenigd moeten worden. De volgorde van personen met denzelfden naam behoorde te worden voorgeschreven ter wille van de gelijkvormigheid, en voor alle indices gelijk te blijven, onverschillig of de patronymica of de familienamen overheerschend zijn. Het zijn vooral de historische onderzoekingen, die uitgaan van eene plaats; de plaats is de eenheid, haar naam het hoofdwoord, waaronder alles geïndiceerd wordt, voor zooverre het den bewerker noodig schijnt. Men neme voor de spelling van den naam der plaats naar het voor beeld van Utrecht die, welke is vastgesteld in de Woordenlijst van aardrijkskundige namen, samengesteld onder toezicht van het Aardrijkskundig genootschap; voor oudere spellingen hebben belangstellenden den inventaris en de regestenlijst te raadplegen. Is de naam van eenige plaats verloren gegaan, b.v. van verdronken gronden, dan wordt de spelling van den inventaris overgenomen. De naam van eene plaats, die bij eene andere gemeente is ingelijfd, behoort in de alphabe- tische volgorde te worden opgenomen, doch met niet meer dan eene verwijzing naar den naam der gemeente, waartoe de plaats thans behoort, bij welke laatste de gegevens van de geïncorporeerde gemeente, vroegere heerlijkheid enz. vermeld worden. In gelijken zin is te handelen met de namen van polders, buitenplaatsen enz., die alle teruggebracht worden tot de gemeente, waartoe zij behooren. In deze en dergelijke gevallen heeft het verwijzen een bepaald doelbelangstellenden bekend te maken met de gemeente, waarin de polder, de buitenplaats enz. is gelegen en daarmede tevens of het de door hen bedoelde polder is, in onderscheiding van ge lijknamige andere polders. Onder den naam der gemeente wordt als eerste groep de titulatuur, zoowel van colleges als personen, opgegeven, ancien- niteitsgewijze en de namen der personen in chronologische volgorde. Bij 157 inventarissen, die over verschillende tijdperken loopen, kan het aanbeveling verdienen, deze in de titulatuur te laten afspiegelen, opdat b.v. de officier van justitie te Middelburg niet kome te staan bij den baljuw van Middel burg. Maar dit punt blijve ter beoordeeling van den bewerker. Het zij hier nog eens herhaald, dat alle ambten en waardigheden, voor zooverre die reeds in den index van persoonsnamen zijn opgegeven onder een plaatsnaam, hier opnieuw vermeld moeten worden. Namen als Raad van State (Nederlanden), Groote Raad van Mechelen, Hoogheemraadschap van Rijnland enz. staan alleen in deze rubriek op de juiste plaats. Onder de titulatuur volgen de plaatsnamenzij openen de gelegenheid tot be perking, maar ook tot de grootste uitbreiding door bij de eigen naam woorden de gemeen naamwoorden al dan niet op te nemen als onderdeden van de hoofdplaats, waardoor het gegeven den vorm van eene zaak aan neemt. Eene strenge nakoming van de alphabetische volgorde is hierbij niet te vorderen, immers er kunnen in den inventaris verschillende namen voor eenzelfde onderdeel voorkomen, b.v. buitengracht en vest; het is raadzaam, die woorden op elkander te laten volgen, hetzij bij gracht of vest, en wanneer van de identiteit volkomen zekerheid bestaat de nummers bij elkander te voegen, b.v. Middelburg (buitengracht (vest)): I. 15, 16. Evenals op het terrein strand, duinen en vroonen in elkander loopen, loopt ook het gebruik dier woorden in eendaarom zou het verkeerd zijn deze onder verschillende hoofden te indiceeren. In de Utrechtsche indices komen op 3 plaatsen (blz. 323, 332 en 368) bruggen voor, die in indices, als door mij gewenscht, alle, met of zonder eigennaam, in ééne lijst opgenomen zouden zijn, waardoor bij meerdere beknoptheid ook het overzicht zou gewonnen hebben. Naast die van landen, kwartieren, steden enz. kunnen in een inven taris andere eenheden optreden, b.v. de eenheid van dijkage, gelijk bij Walcheren het geval is. Het zou niet doeltreffend zijn de onderdeden hiervan tot gemeenten terug te brengen, omdat deze daar geene bemoeienis mee hebben. Voor die onderdeden zijn het dus niet de namen der ge meenten, maar die van de dijkage of van de vier waterschappen, waarin het eiland verdeeld is, waaronder geïndiceerd wordt. Uitzondering maken hierop echter de wegen, want hoewel bij het Polderbestuur onder beheer of toezicht, betreffen zij toch meer een gemeentebelang dan eene zaak van dijkage, en de gebruikers van den index zullen ze dus ook bij voorkeur onder den naam der gemeente willen zoekenbovendien zijn de wegen ook door de namen der 2 of 3 gemeenten, die er door verbonden zijn, in den inventaris aangeduid, wat eene twee- of drievoudige indiceering noodzakelijk maakt. Tot indiceering van onderdeden van dijkage èn bij het waterschap èn bij de gemeente is men alleen dan genoopt, wanneer de naam van de gemeente er bij genoemd is, b.v. de dijk bij Vlissingen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 33