148
archieven deel uitmaken van het stads-archief ik kan het moeilijk gelooven.
De zelfstandigheid der vroegere notarissen, en daarmede tevens ook die
hunner archieven kan, dunkt mij, aan geen twijfel onderhevig zijn. Het
voorschrift van overbrenging dier archieven naar het gerecht der stad was
niet anders dan een maatregel in het algemeen belang tegen verlies, daar
mede werden zij geen deel van het stads-archief; dat konden zij, naar
mijne meening, toen en later ook niet worden, omdat de notarissen geen
deel van het stadsbestuur uitmaakten. Merkwaardig is ten deze wellicht
art. 7 der instructie voor notarissen, die 21 December 1579 door Gecom
mitteerde Raden van Zeeland is gearresteerd „Dat nae den overlyden van
„eenich notarius derffgenamen desselfs schuldich zullen zijn de prothocollen
„van denselven afflyvigen te brengen in handen van den magistraat, ten eynde
„deselve nyet verdonckert oft verstroyt en werden maer in de griffien oft
„secretaryen bewaertende den partyen, diet van doene zullen hebben, ge-
„geven te worden copie theuren redelicke coste, waeraff deen helft zal comen
„tot prouffyte van den erffgenamen van den afflyvigen
„ende dander helft voor den secretaris ende zynen clerck voor zijn custodie
„ende arbeyt". Het is onzeker, of deze instructie wel gepubliceerd is,
maar voor de heerschende meening omtrent den rechtstoestand doet dit
weinig af. Met een enkel woord, indien ik het zeggen magAanhangsel(s),
zou de toestand duidelijker gesteld zijn geweest.
Bij eene wel verklaarbare vergelijking van de bewoordingen der
beschrijving van de notarieele archieven, door den archivaris van
Utrecht gebruikt, met die, welke voorkomen in den eveneens dezer dagen
verschenen inventaris van Dr. L. W. A. M. Lasonder u) springt een niet
onbeduidend verschil in het oog, waaromtrent de lezer allicht hier eene
bespreking zal verwachten. De zaak schijnt ook niet onbelangrijk. Eerstge
noemde gebruikt meestal het woord Protocol, en dat van Archief, met of
zonder Protocol, alleen dan naar te zien is wanneer de verzameling
stukken bevat, die daartoe niet gerekend kunnen worden te behooren, of
er althans buiten zijn gelaten, of wel anders getiteld zijnterwijl laatstge
noemde steeds spreekt van Archief van den notaris en verder van
Register en Minuten, nooit van Protocol. Het belangrijk overzicht van de
geschiedenis van het Utrechtsche notariaat, dat aan de beschrijving der
stukken voorafgaat, en waarin verschillende voorschriften van Karel V
en van de Staten van Utrecht worden besproken in verband met vele
bijzonderheden van de praktijk, geeft voldoende licht over de juiste betee-
kenis van het woord Protocol. Ook Zeeland heeft zijn voorschriften gehad,
Geregistreerd in het register van resolutiën (Inv. nr. 8).
2) Rijks archief-depót in de provincie Zeeland. De archieven van de recht
banken, weeskamers en notarissen, die over het tegenwoordige grondgebied der
provincie Zeeland gefungeerd hebben. De Zeeuwsche eilanden 1456—1811 (1852).
149
in de eerste plaats het bij Dr. Lasonder (blz. 78) afgedrukte plakkaat
van 18 December 1525 en het mede door hem (blz. 89) gepubliceerde
formulier van eed, af te leggen door een bij het Hof van Holland gead-
mitteerden notaris, die ons echter alleen zeggen, dat de notarissen „registren,
noten ende protocollen" („register ende protocol") moeten houden, doch
betreffende het ware karakter niets leeren kennen. Meer licht daaromtrent
verspreidt de hierboven aangehaalde instructie voor notarissen van 1579,
waarvan art. 5 luidt: „Sullen mede houden goet ende pertinent Register
„oft prothocol, elck contract onder hun handt oock onderteeckent, van alle
„tgene voor hemlieden passeren zal, tzelffde wel ende secretelick bewaeren
„noch passeren eenige acten uut blaederen, in heuren prothocollen oft
„registers nyet ingebonden, op pene, sooverre dezelffde oft eenige van
„dyen verdonckert, verloren oft ontvrempt werden, daervooren te moeten
„innestaen, voldoende partyen heur interest, ende suspentie van heur officie
„voor drye jaeren oft langer, ter discretie van de magistraet, daer sulcx
„vallen sal." Het doet er ook hier voor het oogenblik weinig toe, of de
instructie door publicatie de kracht van een voorschrift heeft gekregen of
niet; die instructie maakt ons in elk geval duidelijk, wat onze voorouders
onder „Register oft prothocol" verstondengeen twee verschillende boeken,
maar slechts één (eene gewone dubbelsprakigheid dus)geen boek met
afschriften van akten, waaraan wij thans den naam van register geven,
maar een deel liefst met genummerde en gewaarmerkte bladen
niet bestemd voor kladden, doch voor inschrijving onmiddellijk achter
elkander (zonder wit tusschen de verschillende akten) van de minuten der
akten, geteekend door partijen, getuigen en notaris. In gelijken zin ant
woordt een examinandus in c. 16(>0 op de vraag: „Hoe hout een notaris
sijn prothocol?" „Te weten, dat hy alle instrumenten, die hy passeert,
„sal stellen in sijn prothocol ende dezelve alsoo wel by de getuygen
„alsmede by hem sullen werden geteyckent, waarvoor den nottaris gehouden
„is sorge te dragen ende wel te bewaren omme des noot copien aucthentycq
„uyt syne prothocol te lichten" Inderdaad vinden we bij de oudste
Zeeuwsche notarieele archieven eenige deelen met minuten, die vrij goed
aan de eischen van een protocol voldoenmeerdere deelen en banden
echter met afschriften, waaraan door een opschrift, als „Register ende
Prothocol" of „Register ofte Prothocol" een schijn van echtheid is gegeven.
Niet zelden wordt aan het slot dier afschriften gezegd, dat de minuut
Ontleend aan een deel, getiteld„Ars notariatus ofte konst des notarisschaps
1660", en beschreven: „Register, inhoudende 1°. instructie tot examen van de nota
rissen door A. B., notaris publicus anno 1636, en 2°. ample instructie seer noodich
„tot examinatie van een nottaris, beschreven door Dionysius Rextoot, advocaet te
„Middelburch in Zeeland, benevens verschillende adviezen van rechtsgeleerden en
„andere stukken betreffende het notariaat", berustende in het Rijks archief-depót in
Zeeland, Bibliotheek van handschriften, Varia 140.