146
loopende administratie het eerst geordend en geïnventariseerd, de Catalogus
er van in 1880 gedrukt De drie eerste afdeelingen behandelen het
archief van 1122 tot 1813, en wel de Eerste afdeeling de middeleeuwen,
eindigende met het Satisfactie-verdrag van 9 October 1577, waarbij Utrecht
zich onder het bewind van den Prins van Oranje begaf; de Tweede den
tijd van de Republiek, eindigende met het vertrek van prins Willem V op
18 Januari 1795; de Derde het overgangstijdperk, eindigende met 1 Januari
1814 2). De Catalogussen ervan verschenen in omgekeerde orde, resp. in
1893, 1890 en 1884; de Bijdragen voor een oorkondenboek van het sticht
Utrecht. Regesten van het archief der stad Utrecht met van achteren
„Register van persoonsnamen" en „Register van plaatsnamen" in 1896.
Voor zooverre mij bekend, zijn van deze werken alleen besprokende
Catalogus van de Eerste afdeeling door Mr. P. A. N. S. van Meurs 3) en
de Regesten door Mr. J. C. Overvoorde 4). Tot mijne taak behoort alleen
de bespreking van den Catalogus, welks volledige titel hierboven staat
afgedrukt, en ik zou op de vroeger verschenen Catatogussen dan ook niet
behoeven terug te komen, ware het niet, dat daarin een woord voorkomt,
dat in het Supplement gereflecteerd wordt: ik bedoel het woord Archief
bij elk der onderdeden van het stads-archief. Het moge niet in strijd zijn
met de regels van de (later samengestelde) Handleiding en 55) en
met de toelichting daarvan zelfs in volkomene overeenstemming zijn, het
werkt toch storend op het begrip van het organisch geheel, vooral bij
omvangrijke archieven, gelijk het Utrechtsche archief er een is, waarbij
ook verzamelingen zijn geborgen van besturen, die niet tot het stadsbestuur
behooren, en dan ook terecht als afzonderlijke archieven beschreven zijn.
Onder het lezen van den Catalogus belemmert het herhaaldelijk gebruik
van het woord het voortdurend in het oog houden van het verband, dat
er toch tusschen de verschillende onderdeden inderdaad bestaat 5). De
situatie van het stads-archief wordt nog meer gedrukt door de wijze, waarop
de notarieele archieven, zooals wij dadelijk zullen zien, bij het stads-archief
beschreven zijn. Gelijk uit den titel van den Catalogus reeds blijkt,
1) Deze Catalogus is ruim verspreid, doch niet in het licht verschenen, daar dit
gedeelte van het archief voor het publiek niet toegankelijk is.
2) Het jaarverslag van 1879, blz. 9, vermeldt hierbij tusschen haakjes: „Juister
ware het geweest, wanneer de Verordening op het archief het toeliet, den 28sten
November 1813, datum van het vertrek der Franschen, of den lsten Januari 1816,
dien van invoering der nieuwe organisatie van het bestuur, als scheidspunt aan
te nemen".
s) Archievenblad 1894/5, Blz. 118 vlg.
-i) Aldaar 1896/7, Blz. 61 vlg.
6) Indien archivarissen voor mijn bezwaar iets voelen, maar toch meenen, dat
het woord Archief boven onderdeelen, als hier bedoeld, gehandhaafd moet blijven,
dan zou de toestand misschien duidelijker kunnen worden door als hoofdtitel te ge
bruiken: De archieven betreffende de stad of bij de onderdeelen te schrijven:
Sub-archief.
147
moet drieërlei onderscheiden wordenSupplement op den Catalogus (van
de drie eerste afdeelingen) van het stads-archief (98 bladzijden); Bijvoeg
selen en veranderingen in den Catalogus van het stads archief, waaronder
die bij de geschiedenis van het archief (30 bladzijden)en Indices van
personen, plaatsen en zaken (384 bladzijden). Deze laatste zijn bewerkt
door den adjuct-commies bij het gemeente-archief C. L. de Leur. In een
Voorwoord lezen we: „Deze catalogus behandelt de aanwinsten, verkregen
„sedert de uitgaaf der drie catalogussen van het gemeente-archief in 1884,
„1890 en 1893. Die aanwinsten omvatten allereerst de omvangrijke archie-
„ven der Utrechtsche notarissen, in bruikleen overgenomen van het rijk,
verder het archief van de heerlijkheid Pijlsweerd, in bruikleen ver
kregen van de eigenaars, de archieven der Utrechtsche buurten, reeds
„lang in het gemeente-archief bewaard, maar vroeger ten onrechte bestemd
„voor beschrijving in eene andere afdeeling der catalogussen, het archief
„van den Academischen senaat, van dit lichaam in bruikleen overgenomen,
„en de rest van het archief der tinsheerlijkheid van den Omloop, dat
„in het kapittel-archief van St. Marie ontdekt en aan de gemeente overge
dragen is. Maar behalve deze min of meer volledige archieven, vindt men
„hier nog een aantal stukken, die op verschillende wijzen, meestal door
„schenking en aankoop, voor het gemeente-archief verkregen zijn. Het zou
„beter geweest zijn, wanneer steeds bij elk dezer stukken de herkomst
„opgegeven ware; maar dit is indertijd verzuimd, en het is ook niet van
„groot belang, daar reeds de omstandigheid zelf, dat de stukken verkregen
„zijn na de uitgaaf der catalogussen, aanwijst, dat zij niet van ouds in
„het bezit der gemeente geweest zijn, met uitzondering van zéér enkele
„stukken, die, hoewel reeds lang in stedelijk bezit, eerst onlangs gevonden
„en naar het archief overgebracht zijn. De inhoud van dit deel van den
„catalogus behoort eigenlijk niet tot het gemeente-archief; trouwens dit
„blijkt meestal reeds uit de beschrijving zelve: grootendeels zijn het af
schriften van stukken, die vroeger in het archief berust moeten hebben,
„doch thans daaruit verdwenen zijn. Het zou ondoelmatig geweest zijn,
„om deze stukken te plaatsen in de bibliotheek der gemeente, en ook
„onnoodig, daar hunne beschrijving in een supplement de mogelijkheid
„van verwarring met de eigenlijke archiefstukken reeds uitsluit." Reeds in
1893 heeft de geleerde schrijver van de „Geschiedenis van het archief"
gezegd (blz. LXX1V)„de bepalingen der wet verhinderen de hereeniging
dezer stukken (van de notarissen) met het archief, waartoe zij be
hooren"; en ook in 1914 schijnt zijn oordeel, dat de notarieele archie
ven behooren tot het stads-archief, geenszins veranderd te zijn, zooals blijkt
niet alleen uit het hierboven staande lange citaat, maar ook uit de indeeling
van de „Archieven der notarissen" bij het „Archief van het gerecht" als
onderdeel 4*. Zou Mr. Muller inderdaad van meening zijn, dat de notarieele