144
ding terug dat dit zoo weinig profijt opgeleverd heeft voor de Beka-
studie. Het heeft nu ongelukkigerwijs gediend om een stelling, die de
schr. reeds dadelijk op zijn weg aantrof, af te werken en de noodzake
lijke nevenstellingen, die de oorspronkelijke opzet vereischte, aan te leggen
doch de heele positie lag al dadelijk open voor eiken aanval en ze ligt
dat nog.
Amsterdam. H. GOSSES.
Dr. Mr. S. Muller Fz. en C. L. de Leur. Openbare verzame
lingen der gemeente Utrecht. Catalogus van het archief. Supplement,
bijvoegselen en indices. Utrecht W. Leydenroth. 1914.
Nog onder den indruk van het maken der indices op den Inven
taris van de archieven der besturen van het eiland Walcheren, waarvan
het laatste vel ter perse ligt, meende ik over dat actueel geworden onder
werp iets in dit blad te schrijven, toen de bovengenoemde Catalogus
verscheen, waarvan indices meer dan twee derden van het geheele boek
beslaan. Dat is de bijzondere aanleiding, dat een werk, dat in de eerste
plaats den naam van Mr. Muller draagt, door ondergeteekende wordt
aangekondigd. De heeren houden het hem daarbij dus ten goede, wanneer
ten slotte ook nog over iets anders dan hun werk gesproken zal worden.
Indien Gij van de inventarisatie van het Utrechtsche gemeente-archief
nog weinig of geen kennis draagt, leg dit boek dan voorloopig ter zijde
en ga terug tot 2 Februari 1874, den datum, waarop Mr. Muller den
bekommerden boedel zijner voorgangers aanvaardde, lees de eerste jaar
verslagen tot 1879, neem daarna den naar tijdvakken in vier deelen ge-
splitsten Catalogus ter hand, waarvan in de Eerste afdeeling in 88 blad
zijden druks u de geschiedenis van het archief wordt medegedeeld; om
vervolgens kennis te nemen van de Regesten van het archief der stad
Utrecht, en van de Inleiding op de Middeleeuwsche rechtsbronnen dier
stad, dan eerst ofschoon dit nog maar een gedeelte is van de publicatiën
der gemeente-verzamelingen zult gij het groote werk gezien hebben,
waarvan de laatstelijk verschenen Catalogus slechts de sluitsteen is. De
lezing van den wederopbouw van de Utrechtsche archieven heeft misschien
ook hierom zooveel aantrekkelijks voor mij, omdat ik er eene groote over
eenkomst in vind met dien van het Zeeuwsche archief-depót, dien ik het
voorrecht had van nabij te mogen waarnemen. Te Middelburg heerschte
nog in 1894 bij het optreden van Mr. Fruin als Rijksarchivaris gelijk
20&jaren te voren in Utrecht eene schromelijke verwarring; in de veel
te kleine bewaarplaats, die thans ruim driemaal zoo groot is, lagen zoowel
in de gangen als in de kamers van iedere verdieping en op de zolders van
145
het Abdijgebouw, op de tafels en onder vuile kleeden op den grond, in
angstighooge kasten en nissen, onder stof en kalk begraven de brokstukken
van allerlei archieven. Naar mij meermalen is medegedeeld, was het toen nog
zoo heel lang niet geleden, dat de kinderen van in- en omwonende boden
in de bewaarplaats, alsof het eene speelplaats was, werden losgelaten om
zich daar te vermaken met allerlei voorwerpen, zelfs met charters, waarvan
zij dan de poppen van vorsten en prelaten lieten dansen, als eene bittere
spotternij met de grootheid van vroeger dagen en met de waarde van de
stukken. Er is wel zeer veel veranderd in het archiefwezen sedert het
optreden van Mr. Muller.
De gemeente-verzamelingen bestonden inhet stads-archief met onder
scheidene stukken, die daartoe eigenlijk niet behooren (bibliotheek van
handschriften), eene bibliotheek van boeken, een topographische atlas van
van de stad, een dito van de provincie een historische atlas en een
museum van oudheden, in welke verzamelingen, die in hoofdzaak op de
tweede verdieping van het stadhuis geborgen waren, de schromelijkste
wanorde heerschte, terwijl er een inventaris niet te vinden was. Deze
schatten zoo spoedig mogelijk vruchtbaar te maken was het doel van den
archivaris, waartoe in de eerste jaren orde in de verschillende afdeelingen
werd gebracht en voorloopige inventarissen werden opgemaakt. Tegelijker
tijd streefde de archivaris nog een ander doel na, nl. de opsporing en
aanwerving van mogelijk nog verspreide verzamelingen en stukken, waartoe
in de eerste plaats met het grootste succes een grondig onderzoek
in alle bureaux en op alle zolders van het stadhuis werd ingesteld en een
ontdekkingstocht gedaan door alle andere stedelijke gebouwenmaar ook
in andere richtingen werden met goede resultaten pogingen aangewend
het gemeente-archief te completeeren of verzamelingen aan te winnen, die
daarbij beter bewaard zouden zijn, m. a. w. voor mogelijken ondergang
vroeg of laat te behoeden. In het jaarverslag van 1879 vinden wij
de denkbeelden ontwikkeld, die tot de vaststelling van de definitieve
inventarisatie geleid hebben. Deze gang van zaken schijnt ons thans zoo
eenvoudig: in 1 8 74 was het een begin van nieuw leven, dat met den
krachtigen steun van de zijde der Regeering de archieven in Nederland
tot een zegen is geworden.
Het gemeente-archief is verdeeld in vier afdeelingen, gescheiden vol
gens perioden, die ingrijpende veranderingen in het stedelijk bestuur en
dus ook in het archief hebben gebracht. De jongste of Vierde afdeeling
(1814—1880), het zoogenaamde nieuwe archief, is ten behoeve van de
Deze atlas is krachtens Raadsbesluit van 19 December 1901 aan het Rijk
overgedragen, wat in het beheer er van geene verandering bracht, daar Mr. Muller
in de laatste dagen van 1878 tevens tot archivaris van de archieven der provincie
Utrecht was benoemd.