118 maten zijn ingeschreven, waarom de kerkeraad ze in 1811 heeft behouden, en alleen de doop- en trouwboeken, van het tijdstip af dat ze afzonderlik werden gehouden, overgegeven. Een tiental jaren geleden is er een poging gedaan, om de oude kerkelike archieven in de Rijks-archiefgebouwen in bewaring te doen opnemen. Dit geschiedde onder een rechts ministerie en de Heer M. G. Wildeman heeft toen de bewaring bij de Staat als een gevaar voorgesteld en door opwekking van het antipapisme de zaak doen mislukken. Wegens het grote belang van de zaak zou het m. i. wenselik zijn, dat zij opnieuw ter hand genomen werd, nu kerkbranden aan de orde van den dag blijven, en bovendien vocht, verstikking, muizen en onver schilligheid van bewaarders voortgaan, hun stille vernielingswerk voort te zetten. Van een poging om het brandgevaar te beperken, bevatten de dag bladen van 28 November 1914 onder het bovenstaande opschrift het bericht dat hier volgt. Reeds las men, dat een gemeenteraad een bepaling maakte, dat loodgieters hun werk bij sterke wind niet mogen verrichten. „De „Vereeniging van ter Amsterdamsche beurze vertegenwoordigde brand-assuradeuren", waarvan voorzitter is Mr. L. M. de Jong Schouwenburg en secretaris de heer Jan E. de Jong, heeft een schrijven gericht tot alle gemeentebesturen in Nederland. In de vereeniging, zoo luidt het, werd de vraag besproken of er geen maatregelen te nemen zijn tegen de roekeloosheid van loodgieters, aan wier onvoorzichtigheid reeds zooveel branden van kerken en torens zijn te wijden. Alleen te Amsterdam is het reeds viermaal gebeurd, dat een kerk daardoor een prooi der vlammen werddit jaar op 6 Mei gebeurde hetzelfde met de Hervormde kerk te Streefkerk en op Oct. j.l. werd de toren van de St. Vituskerk te Hilversum ernstig beschadigd door brand, alweer als gevolg van onvoorzichtigheid van een loodgieter. Dit zijn nog maar enkele voorbeelden. Het is inderdaad hoog tijd, dat op krachtiger wijze dan tot dusver worde opgetreden tegen deze roekeloosheid, waaraan reeds zooveel ge bouwen van historisch en architectonisch belang zijn ten offer gevallen. De vereeniging wil daarom de gemeentebesturen opmerkzaam maken op dit gevaar, dat wegens de moeilijkheid van blussching tengevolge van de groote hoogte waarop dergelijke branden ontstaan, bijzondere voorzorgen noodig maakt. Zij vestigt aandacht op de maatregelen, die van overheidswege in de hoofdstad worden genomen, ter voorkoming van brand bij werk zaamheden aan torens en aan daken van kerken of andere hooge gebouwen, waarbij vuur of blaasvlammen worden gebruikt. Volgens art. 249 der Amsterdamsche Politieverordening zijn deze werkzaamheden slechts geoorloofd, indien het schriftelijk bewijs kan worden 119 overgelegd, dat van het verrichten der werkzaamheden kennis is gegeven aan den commandant der brandweer en de veiligheidsvoorschriften worden nagekomen, welke daarbij door dien commandant zijn aangegeven. Die voorschriften zijn de volgende 1. De werkzaamheden mogen niet geschieden bij harden wind. 2. Nabij de plaats, waar de werkzaamheden verricht worden, moeten tijdens soldeerwerkzaamheden twee met water gevulde emmers elk van minstens 10 Liter, en tijdens mastiekwerk een hoeveelheid van ten minste 50 Liter zand, met een zandschop, aanwezig zijn. 3. Van het tijdstip, waarop de werkzaamheden iederen dag zullen aanvangen, moet telkens vooraf kennis worden gegeven aan de brandweer. De bedoeling daarvan is, dat de werkzaamheden dan door de brandweer worden gecontroleerd. Bij werkzaamheden aan torens bestaat die controle in een voortdurende bewaking door de brandweer. De voorschriften sub 2 zullen in vele gevallen bij werkzaamheden aan torens niet uitvoerbaar zijn, en dan is een behoorlijk toezicht nog meer vereischt. Ofschoon in de meeste gemeenten geen beroepsbrandweer bestaat, zijn er -toch altijd wel personen te vinden aan wie dit toezicht kan worden opgedragen." P. VAN MEURS. De Belgische archieven en archivarissen. Ik meen geene onbescheidenheid te begaan, door uit een brief, mij 18 Februari j.l. uit Brussel door den Algemeen Rijksarchivaris in België Jos. Cuvelier toege zonden, het volgende mede te deelen: „Het Algemeen Rijksarchief heeft niet van den oorlog geleden. Maar de archieven te Luik, Hasselt en Namen en vooral talrijke gemeentearchieven hebben betreurenswaardige verliezen te boeken. Het was een groote troost te zien, dat de overgroote meerderheid der ambtenaren aan de Rijksarchieven overal op hun post gebleven zijn, hoewel die houding op sommige plaatsen niet minder moed vereischte dan de strijd in de loopgraven". R. F. Een trouwboek van 153 2. Het bestaan van een trouwboek vóór de besluiten van het concilie van Trente blijkt uit het volgend uittreksel uit het register van rentebrieven, recognitiën, procuratiën en certificatiën van 1560/1, gemerkt: No. 309, behoorende tot het rechterlijk archief van Bergen op Zoom, dat in het Rijksarchief-depót in Noord brabant berust. „Ten versoucke ende ernstighen vervolge van jouffrouwe Joanna Alexandre, weduwe wylen Geraerts de Haze. Allen denghenen, dyen dese onse jegenwoordige lettren gethoont zelen worden, etc. Wy Borgermeesters, schepenen ende raidt der stadt van

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 14