114 woord „Copie" staat, maar die door den gezant eigenhandig onderteekend en op de rugzijde aan de Staten van Zeeland geaddresseerd zijnevenzoo verraden voor den opmerkzamen lezer de brieven van Caron aan den pensionaris van Zeeland zich als duplicaten van die aan Oldenbarnevelt. Echter zal men in de particuliere brieven aan den pensionaris meermalen iets aantreffen, dat in de missives aan de Staten ontbreekt. De brieven aan den pensionaris zijn dikwijls aan de Staten overgelegd en behooren dan tot hun archiefvan die, welke de ministers van Staat in Engeland in de jaren 1719—1730 hem toegezonden hebben, zijn zelfs banden gevormd; maar in hetzelfde tijdvak is de gewoonte om de depêches der gezanten door den druk te vermenigvuldigen meer en meer opgekomen, en voor deze gedrukte stukken is in het algemeen minder zorg gedragen dan voor de geschrevene. De grootere volledigheid van gezantschapsbrieven uit Engeland hangt zeker samen met de omstandigheid, dat de Staten van Zeeland het recht van voordracht tot den post van gezant aan het hof van St. James hadden verworven. Eigenlijk mag alleen van een erkende gewoonte gesproken worden. Ortel was de agent der Staten van Holland en Zeeland geweest. Bij de benoeming van zijn opvolger verklaarde Zeeland zeer beslist alleen van Caron te willen weten1). Na dezen is de post vele jaren bezet ge bleven door den Zeeuw Joachimi; maar nochtans hebben de Vereenigde Gewesten eenigen tijd na den eersten Engelschen oorlog den Hollander Nieupoort, extra-ordinaris ambassadeur, tot ordinaris ambassadeur benoemd. De Zeeuwen oordeelden, „dat dezelve ordinaris ambassade, volgens 't voor- gaende loffelijck gebruyck en 't notoir interest van deze provincie hadde behooren te werden geconfereert aen een weerdigh en geëxperimenteert persoon, die dezelve daertoe zouden mogen presenteren en voordragen2)", en zij hebben eerlang deze opvatting door de andere gewesten doen deelen. Prins Willem III liet door de Zeeuwsche Staten een wellicht door hemzelf gewenscht persoon tot gezant voorstellen3). De gewoonte werd dan niet licht meer overtreden. Uit het voorgaande volgt, dat in het archief der Staten van Zeeland brieven van gezanten aangetroffen worden, zoowel oorspronkelijke als af schriften en gedrukte exemplaren, ook dat zij gericht zijn aan de Staten of aan hunne Raden4) of aan den pensionaris. De stukken zijn in den loop der tijden door elkander geraakt, maar waar men de oorspronkelijke lias- seering schijnt te kunnen herkennen, is er geen grond om aan te nemen, 1) Statennotulen, 1 Mei 1591. 2) Aldaar, 1 December 1657. 3) Aldaar, 14 December 1693, 7 April 1699. 4) Franqois van Aerssen adresseert doorgaans aan den „Conseil commis des Etats de Zelande". 115 dat de ambtenaren van de griffie onderscheid gemaakt hebben tusschen oorspronkelijke stukken en afschriften of tusschen brieven met verschillend adres. Voor den pensionaris waren al deze documenten „nouvelles", waaruit hij zich een beeld van den staatkundigen toestand van Europa had te vormenvoor den historicus van onzen tijd hebben zij echter ongelijke waarde. K. HEERINGA. Bijlage: Instructie voor de griffie der Ho. Mo. heeren Staten- Generaal der Vereenichde Nederlanden. Van de Clercquen. 1. Ende ten eynde de provinciën wel mogen werden gedient met het copiëren van de nodige stucken ende depeschen, sullen in de griffie gebruyckt werden seven clercquen, die aengenomen ende beëedet sullen worden by Hare Ho. Mo. 2. Van welcke seven clercquen die gedeputeerde van elcke provincie eenen sullen hebben ende kiesen, om door denselven te laten copiëren 'tgeene dieselve provincie van noden sal vinden. 3. Dieselve klercquen sullen soo voor als na den middach in de griffie compareren, om aldaar te scryven hetgeene hun te laste sal worden geleyt. 4. Sonder dat zy eenige stucken uyt de griffie sullen mogen nemen om binnenshuys te scryven, tenzy in cas van haestige necessiteyt, ende met voorgaende consent van den heere president. 5. Sullen oock aen niemant eenige gescrevene stucken leveren, als alleene aen de heeren van de provincie, die hun employeren, ofte aen den griffier selffs. 6. Byaldien by eenige provincie sooveel copiën geëischt wierden, dat dieselve soo haest by eenen clercq alleene niet en conde geschreven worden, sal denselven tot zijn hulp ende costen mogen employeren eene ofte meer van de andere clercquen, sonder yemants daertoe anders te mogen gebruycken. 7. Die voorschreven clerquen sullen mede staen ten dienste van den griffier, om te scryven 'tgene hy hun te laste sal leggen. 8. Ende sullen van 'tgene by hun gescreven sal worden, soo voor de Generaliteyt als voor de provinciën respective, tot salaris genieten van elck blat vier stuyvers, ende van een halff blat naer advenant, mits dat die scrifturen redelijck compres zijn, tott contentement van de respective provinciën. i) Naar een afschrift in het archief der Staten van Zeeland. In margine staat: „Gelesen in de vergaderinghe van H. H. M. den 26en Octobris 1618".

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 12