40 archiefbewaarplaats gevierd met de legging van een gedenksteen door den toenmaals oudsten ambtenaar van het Algemeen Rijksarchief, wijlen den heer J. H. Hingman. Een achtregelig vers van Jhr. Mr. V. de Stuers in den steen gebeiteld, houdt dit feit in blijvende herinnering. Onmiddellijk aan het Dépot grenst het Machinegebouw. In aan sluiting met het sousterrein van het geheel is het gedeeltelijk onder en gedeeltelijk boven den beganen grond gelegen en bestaat hoofdzakelijk uit eene enkele verdieping. Een gedeelte werd eenigen tijd geleden opge trokken tot vorming eener ontsmettingsruimte en van eene loge voor den controleerenden ambtenaar bij het Dépöt. Zooveel de beschikbare ruimte toeliet, is het vrijgehouden van het Dienstgebouw, teneinde de reeds niet te ruime lichttoetreding aldaar niet te zeer te schaden. De verbindingsgangen tusschen beide laatstgenoemde gebouwen splitsen het in tweeën; de eene helft bevat een ketelhuis en eene werkplaats voor den machinist, de andere een ketelhuis en de machine kamer, waarin zijn opgesteld de apparaten voor het in beweging brengen der ijzeren blinden van het Dépot en voor het heffen van de personenlift in het Dienstgebouw. Een en ander geschiedt door hydraulische beweegkracht. De installatie, in staat om het geheele Dépöt binnen twee minuten als 't ware van een tegen vuur en inbraak beschermend pantser te voor zien, moge hier eenigszins uitvoerig worden beschreven. Niet minder dan 187 verticale blinden, 232 horizontale rolluiken en 8 dubbelslaande luiken moeten gelijktijdig in beweging worden gebracht. Daartoe worden in werking gesteld 42 hydraulische motoren, geplaatst in astruimten op de begane grondverdieping van het Dépöt. Zij brengen hunne beweegkracht op de luiken over, rechtstreeks of met behulp van transmissieassen, door middel van staaldraadkabels, welke over schijven geleid worden langs de opstellingen en balklagen. De verticale blinden vallen samen in drie gedeelten, waardoor zij kunnen worden geschoven achter de muurvakken boven de ramen. De horizontale rolluiken der lantaarns boven de zijgangen vormen 8 serieën, elk van 29 luiken, welke boven de kastruimten worden geschoven. De blinden van de groote middenlantaarn, ten getale van 16, klappen paars gewijze omhoog. De inrichting is zoodanig geconstrueerd, dat desverlangd elke serie luiken afzonderlijk kan worden bewogen, hetgeen in geval van reparatie veel gemak oplevert. Een druk van 30 atmosferen wordt vereischt in de motoren om de verlangde beweging te bewerkstelligen. Wordt deze spanning opgeheven dan sluiten zich de blinden vanzelf; dit zal dus ook geschieden, wanneer oor welke oorzaak ook, de hoofdtoevoer der waterleiding mocht ophouden. Een electromotor en een gasmotor, laatstbedoelde als reserve, zijn in 41 de machinekamer opgesteld om het' voor de heffing der blinden bestemde water onder den vereischten druk te brengen. Zij bewegen daartoe een perspomp, die het water onder een druk van 35 atmosferen pompt in een accumulator, een toestel, waarin het voor de 42 motoren benoodigde water onder den vereischten druk wordt gereed gehouden om vandaar in laatstgenoemde apparaten te worden toegelatenwanneer opening der blinden moet geschieden. Voor het sluiten is het voldoende een klep te openen, waardoor het drukwater terugvloeit naar een lager gelegen reservoir, vanwaar het voor nieuw gebruik weder kan worden geperst naar den accumulator. De straks vermelde mogelijkheid om elke blindengroep afzonderlijk te laten werken wordt verkregen door een stelsel van afsluiters, waardoor de overige groepen kunnen worden uitgeschakeld. Nog zij vermeld, dat de blinden der onderste verdieping ook nog automatisch worden gegrendeld ter meerdere beveiliging van het Dépöt tegen inbraak. Het onder druk gebrachte water in den acculumator wordt tevens benut voor het in werking stellen van den motor tot heffing van de personenlift in het Dienstgebouw. Deze motor is onder de lift zelve geplaatst en heft haar 16 M. op bij eene belasting van 300 K.G. De uitvoering van het Machinegebouw werd aanbesteed op 13 No vember 1899. Ook daarbij is natuurlijk brandvrijheid een eerste voor waarde geweest, in verband waarmede de lokalen met z.g. troggewelven, steenen welfjes tusschen ijzeren balken, zijn gedekt. Vloer- en wandtegels, alsmede verfwerk van muren en gewelven geven aan het machinelokaal een voor zulk een vertrek passend aanzien. Thans rest nog eene beschrijving te geven van het Dienstgebouw, het gedeelte van het complex, uitsluitend bestemd voorde bearbeiding der archieven. Ter doorvoering eenerzijds van het beginsel, dat voor de bewaring der archieven alleen het Dépöt behoort te dienen en voor het verkrijgen van meerdere bureaulocaliteit anderzijds, is vóór eenigen tijd in de oor spronkelijke indeeling van het plan eenige wijziging gebracht, in verband waarmede de ijzeren kasten, bevattende de kaartenverzameling, alsmede de vitrines waarin de meest waardevolle historische bescheiden worden geëx poseerd, naar de begane grondverdieping van laatstgenoemd gebouw zijn overgebracht. De vroeger in het plan begrepen tentoonstellingskamer en kaartenkamers zijn door deze wijziging vervallen en, na eenige verbouwing, voor den bureaudienst ingericht. De plattegrond van het Dienstgebouw vertoont een vrij sterke geering, uitvloeisel van de rooilijn aan het Bleijenburg. In de verlengde as van het Dépöt ligt de hoofdingang, toegang gevende tot de vestibule, waarin

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 8