34
Ook zij zullen dan een pompeusen raad van advies vormen met wellicht
nog klinkender namen. En als hun voorgangers zullen ook zij dan
trachten de voor hen van belang zijnde archieven in één depót te ver
zamelen en al de familie- en huisarchieven voor zich opeischen. Een
voldoen aan dezen eisch zou inderdaad een ramp voor de beoefening van
de locale geschiedenis zijn. Laten wij daarom toch oppassen, dat niet de
eerste stap op den verkeerden weg gezet worde.
En nu moge onze voorzitter in zijn toespraak de zaak eenigszins en
bagatelle behandelen en zeggen, dat minstens 99/100 van de bedoelde
bescheiden buiten ons terrein liggen, dan vind ik de zaak voor het over
blijvende procent nog gewichtig genoeg om met alle macht te trachten
ze in het goede spoor te houden.
Het oprichten van een centraal depót voor het bijeenverzamelen van
gedrukte stukken, verslagen, circulaires en andere handelsbescheiden is in
alle opzichten gewenschtdaartegen zal wel niemand zich verzetten. Aan
den anderen kant zullen vermoedelijk de bestuurders der nieuwe vereeni-
ging voor het overblijvende procent ook wel tot een akkoord willen komen
m. a. w. zich bereid verklaren om de handels- en bedrijfsarchieven, die
ter plaatse behoorlijk geïnventariseerd en geraadpleegd kunnen worden,
te laten waar zij zijn, de Amsterdamsche te Amsterdam, de Rotterdamsche
te Rotterdam. Al de overige, van plaatsen waar geen archiefdepöt ze wil
opnemen, kunnen dan in het centraal depót worden ondergebracht.
Bij dit laatste zou ik slechts een wensch willen uitspreken of, als het
in mijn macht stond, één voorwaarde willen stellen, namelijk dat zij daar
ook behoorlijk geinventariseerd zouden worden. Aan het inventariseeren
dezer archieven toch schijnt bij de nieuwe vereeniging zelfs niet gedacht
te zijn. Althans, het is wel heel merkwaardig, dat in de statuten om de
haverklap gesproken wordt van verzamelen, bewaren en in eigendom ver
werven, doch dat het woord inventariseeren er zelfs geen enkele maal in
genoemd wordt.
In dit verband wil ik er ook nog op wijzen, dat in de oproeping
van sollicitanten voor de betrekking van directeur en onder-directeur van
de vereeniging men uitdrukkelijk vermeld vindt, dat in de eerste plaats
op economische en historische voorbereiding gelet zal worden, doch dat
van vereischte archiefopleiding geen woord gerept wordt.
Uit het bovenstaande zal wel voldoende gebleken zijn, dat ik niet
behoor tot hen, die volgens onzen voorzitter over de vestiging van het
centraal depót te 's Gravenhage „gepiqueerd" zijn. Ik begrijp trouwens
heelemaal niet, hoe iemand over een dergelijke zaak gepiqueerd kan zijn.
Het woord heeft zoo den klank van persoonlijke gekwetstheidmaar dat
kan de heer Muller toch niet bedoeld hebben. Wel zullen velen het
betreuren, ook om de vereeniging zelf, dat zij van meet af aan niet een
35
betere regeling getroffen heeft. De heer Mr. A. Meerkamp van Embden
dringt er op aan, dat althans de Rotterdamsche stukken, voor zoover zij
beschikbaar zijn, ter plaatse in één archiefgebouw worden gedepo
neerd Ik zou zijn wensch willen uitbreiden in de eerste plaats tot de
Amsterdamsche, maar ook tot die van elke andere plaats, waar een archief
gebouw ze wil opnemen en voor iedereen ter raadpleging beschikbaar stellen.
Wat in het bijzonder Rotterdam betreft, is het zoo jammer, dat de
bestuurders van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool bij de oprichting
van hun Economisch Archief zijn afgeweken van hun oorspronkelijk plan,
om ook handels- en bedrijfsarchieven in hun depót op te nemen en daarbij
het veld geruimd hebben voor het Nederlandsch Economisch-Historisch
archief 2). Zij hadden in elk geval, als zij de Rotterdamsche kantoorboeken,
handelscorrespondentiën, bedrijfsarchieven niet zelf wilden verzamelen, toch
den eisch kunnen stellen, dat deze stukken zooveel mogelijk ter plaatse
bewaard moesten blijven.
Ten slotte rijst de vraag, en het is daarom dat ik dit artikel schreef
Wat kunnen wij, wat kan onze vereeniging doen om de gemaakte fout
te herstellen Ik voor mij zou het volgende willen voorstellen
Laat onze vereeniging zich richten tot de bestuurders van het Neder
landsch Economisch-Historisch Archief met een adres, waarin, onder uit
eenzetting van ons bezwaar tegen hun overigens in vele opzichten sympa
thiek streven, met aandrang gevraagd wordt, om den buit van hun jacht
veld, wat betreft den kleinen voorraad handels- en bedrijfsarchieven, niet
mede te nemen naar 's Gravenhage, maar die, waar de waarborgen voor
goede bewaring en raadpleging aanwezig zijn, ter plaatse te laten. Ik
twijfel niet, of dit verzoek zal in ernstige overweging genomen worden
en waarschijnlijk zullen zij, die de zaak nog niet uit dit oogpunt hadden
bekeken, ons gaarne ter wille zijn.
En in de tweede plaats zou het wenschelijk zijn, dat onze vereeniging
zich wendde tot de bestuurders der Nederlandsche Handels-Hoogeschool.
Zij zou dan moeten trachten dezen te overtuigen, hoe zij ten onrechte
uit het verzamelplan voor hun Economisch Archief de Rotterdamsche
handels- en bedrijfsarchieven hebben weggelaten en hun met aandrang
1) Ned. Archievenblad XXII, 103. De spatiëering is van mij.
2) De betrokken passage in het programma van het Economisch Archief der
Nederlandsche Handels-Hoogeschool luidt
ln afwachting van de werkzaamheid van het onlangs opgerichte Necleiiandsch
Economisch Historisch Archief ligt het niet in de bedoeling in het archief stukken
op te nemen van zuiver historisch karakter, welke voor de keunis van den tegen-
woordigen economischen toestand van handel en bedrijf en zijne ontwikKelmg van
oeen direct belang meer zijn. Ook complete archieven van bijzondere ondernemingen
of gedeelten van zoodanige archieven zullen met het oog hierop niet voor opneming
in het archief in aanmerking komen."