86 maar te laten passeeren zonder protest, en heeft slechts tengevolge dat bedoelde stukken niet op het Rijks-archief zullen komen zoolang deze Archivaris zijne opinie handhaaft. Dankend voor de plaatsing, Hoogachtend, Tiel, 5 October 1914. C. B. II. Mijnheer de Redacteur. In Uw ochtendblad A van heden komt een schrijven voor van den heer C. B., eigenaar van het zoogenaamde Hanckema-archief, waarin deze protesteert tegen de mededeeling van den Rijksarchivaris te Groningen, vervat in de Verslagen omtrent 's rijks oude archieven 1913, dat eene poging om dat archief te verkrijgen zou zijn afgestuit op onmogelijke eischen van den eigenaar. Over hetgeen tusschen den heer C. B. en de ambtenaren van het Groninger Rijksarchief is gepasseerd, kan ik uit den aard der zaak niet oordeelen; maar wel blijkt uit het schrijven van den heer C. B., dat deze eene averechtsche opvatting heeft van de bedoeling van het in bruikleen geven van een familiearchief aan het Rijk. Het Rijk toch beoogt daarmede zulk een archief voor wetenschappelijke bezoekers en andere belangstellenden toegankelijk te maken; dit oogmerk zou geens zins worden bereikt, wanneer het archief, niet geordend, voor twee of drie jaren in een openbaar depot werd opgenomen en daarna, geïnventariseerd, aan den eigenaar werd teruggegeven. Bij zulk eene overeenkomst zou alleen de eigenaar profiteeren, die zijne verzameling kosteloos geïnventari seerd kreeg, terwijl het rijk nadeel zou lijden, daar de archiefambtenaren andere werkzaamheden aan hun eigen depot zouden moeten achterstellen bij het beschrijven van eene verzameling, die er slechts voor korten tijd was geplaatst. Zoo een archief aan het rijk in bruikleen wordt gegeven, behoort dat niet te geschieden met de bedoeling het, zoodra het geordend en beschreven is, terug te nemen, maar met die het er te laten, totdat nieuw opgekomen omstandigheden aanleiding geven het op te vragen. Met dankzegging voor de plaatsing, hoogachtend Uw dienstw. dienaar, R. Fruin, Algemeen Rijksarchivaris. 's-Gravenhage, 7 October 1914. 87 III. Groningen, den 8 October 1914. Geachte Redactie, Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer Clant Bindervoet te Tiel in uw Ochtendblad A van 7 Oct. 1.1. verzoek ik u beleefd opneming van den volledigen tekst der daarin bedoelde stukken. Na het stuk van Mr. Fruin in uw Ochtendblad B van heden behoef ik daaraan niets toe te voegen. Hoogachtend, Uw dw. Joosting, rijksarchivaris in Groningen. Bijlage I. Groningen, den 1 November 1913. No. 195. Onderwerp Archief Hanckema. WelEd. Geb. Heer, Dr. Meilink deelde mij reeds geruimen tijd geleden mede, dat gij (naar hij had vernomen) waarschijnlijk bereid zoudt zijn het archief Han ckema in bruikleen of ten geschenke af te staan aan het rijksarchief in Groningen. Mijn eerste plicht het mij op de hoogte stellen van de archieven, thans aan mijn zorgen toevertrouwd maakte het gewenscht, het aan vaarden van nieuwe plichten uit te stellen. Vandaar, dat ik u eerst thans schrijf. Zeer aangenaam zou het mij zijn, indien ik eenige nadere gegevens van u mocht ontvangen omtrent den inhoud van bovengenoemd archief en omtrent uw voornemens ten opzichte van dat archief. Het zou mij ver heugen mede te mogen werken aan een goede bewaring ervan. Hoogachtend, Uw dw., (w. g.) Joosting, rijksarchivaris in Groningen. WelEd. Geb. Heer P. E. B. Clant Bindervoet, Ontvanger der Directe belastingen, Tiel.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 33