74 Boekbespreking. Dr. Mr. S. Muller Fz. Catalogus van den topographischen atlas der provincie Utrecht. Utrecht, A. Oosthoek 1914. Voor hen, wien de Utrechtsche rijksarchieven in meer bijzondere mate ter harte gaan, is de vermeerdering der Utrechtsche inventarissen en catalogi juist met bovengenoemde wellicht een lichte teleurstellingintus- schen zal de gedachte aan de drieëenheid, welke Mr. Muller twee jaren lang personifieerde, tot redelijkheid stemmen en doen billijken, dat juist deze arbeid, „die gemakkelijk kon afgewerkt worden", ter hand genomen werd. De in het uitzicht gestelde inventaris der Utrechtsche Staten-archieven en vooral de regestenlijst van het archief der Bisschoppen zullen dan ook wel voorloopig pro memorie moeten uitgetrokken worden Deze mededeeling diende voorop te staan, omdat het nu eenmaal regu schijnt te zijn, dat in een boekbespreking althans een onaangename opmerking dient voor te komenna mij nu althans eenigszins van die plicht gekweten te hebben, moge verder meer een niet al te lyrische lofrede op Mr. Muller's jongsten arbeid volgen. Want inderdaad is deze op zijn plaats. Zoo lang men uitsluitend, als schrijver dezes, met dezen catalogus heeft gewerkt, heeft men dien wellicht niet naar waarde geschat en zijn techniek gewoon als van zelf sprekend beschouwd. In werkelijkheid is dit evenwel allerminst zoo; de werkelijkheid is nu eenmaal deze, dat men in meerdere Nederlandsche archieven en musea zich met catalogi heeft te behelpen van een min of meer onbeholpen systematiek, of wel, zijn ze „wetenschappelijk" bearbeid, van een overmatige gecompliceerdheid, die ons geenerlei opschrift, vlek, gat of wat al niet spaart: onze jongste bundel archiefverslagen b.v. kan het beweerde staven. De korte, zakelijke voorrede stipt het voornaamste, wat de gebruiker van den catalogus heeft te weten, aan. De eerste geschiedenis der ver zameling onder stedelijk beheer wordt in het kort beschrevenbevredigend kon de gemeente Utrecht natuurlijk niet de belangen van dezen atlas, die haar niet ten volle raakte, behartigen en zoo telde de catalogus van 1878 slechts 9/6 nummers. In 1901 deed het gemeentebestuur een stap, waar voor wel nog eens alle waardeering mag worden uitgesproken: anders dan iedere rechtgeaarde Nederlandsche instelling of particulier werd, toen het er op aankwam, de belangrijkheid der collectie eens niet opgeblazen en niet getracht er een „snaaitje" uit te slaan: de gemeente schonk de collectie aan het Rijk, dat ze voortaan volkomen tot haar recht kon laten komen. Natuurlijk is deze verwisseling bijzonder gelukkig geweestniet Pardon! de inventaris van het Staten-archief is thans persklaar. S. M. 75 zonder rechtmatige trots kan Mr. Muller thans constateeren, dat de ver zameling zich tot 2218 nummers heeft uitgebreid. In het bijzonder was de vermeerdering der afbeeldingen van Utrechtsche kasteelen belangrijk: zoo zijn b.v. van bijna alle bekende teekeningen van Roghman thans photographieën aanwezig. Bij den catalogus zelf is de, reeds in de eerste editie aangenomen verdeeling in 9 afdeelingen die ik niet noodig acht hier op te sommen behouden; de in de vorige editie opgenomen klappers zijn als niet zeer nuttig weggelaten. Onderverdeelingen met Arabische of Romeinsche cijfers, Grieksche of Latijnsche letters worden niet gemaakt, noch zijn hoof den aangebracht: slechts door verschillend lettertype is de gebruiker on middellijk in de systematiek georienteerd. Van noten is een bijzonder spaarzaam gebruik gemaakt. Slechts een enkele kantteekening zij nog gemaakt. In de voorrede hadden wij wellicht juist van iemand als Mr. Muller mogen verwachten eenige litteratuur-aanwijzing omtrent de appreciatie van in den catalogus voorkomende teekenarenmen denke b.v. aan Saenredam en Saftleven. Het is den argeloozen gebruiker van den catalogus, die de „kaarten van perceelen bouw- en weiland" raadpleegt, vrij zeker niet bekend, dat in de kapittel-archieven nog een belangrijke dergelijke verzameling na tuurlijk van landerijen der kapittelen aanwezig is: bij uitzondering ware het m. i. wel gewenscht geweest daarop terloops in de voorrede te wijzen. Ten slotte lijkt mij bijzonder gelukkig de begrenzing, die bij de Utrechtsche verzameling in acht genomen is. Want het is inderdaad bijna verbijsterend, welke terreinen sommige atlassen bestrijkenplannen van de haven der stad Goes b.v. zal niemand zoo aanstonds aanwezig achten in den atlas van het Drentsche museum, waar ze toch inderdaad zijnIn een onzer archief-dépots begint de atlas met de afdeeling„wereld"; waarom dan maar niet in makrokosmisch begeeren met „heelal" aangevangen: il n'y a qu'un pas?! Ook de koninklijke onderscheidingsvlaggen, waar mede de Rijksarchivarissen eenige jaren geleden begiftigd werden, prijken in een onzer atlassen. Kaarten van aanliggende provinciën, waarop de provincie zelf ternauwernood voorkomt, worden in sommige atlassen op genomenvooral nu onze standaard-atlas geiegeld verschijnende is, dienen m.i. zulke kaarten, die toch niet volledig aanwezig kunnen zijn, te worden geëcarteerd. En ook afbeeldingen van gewestelijke celebriteiten dunken mij terecht in dezen catalogus te zijn weggelaten. Het ligt zeker niet op ieders weg een atlas-catalogus samen te stellen en het dunkt mij ook niet het dankbaarste archief-werk; maar wie dezen arbeid zich opgelegd ziet, als ondergeteekende, zal met bijzondere inge nomenheid Mr. Muller's jongste proeve als model aanvaarden. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 27