72 hebben verricht, komen niet voor, of zijn (zoo zij al worden gevonden) witte raven. De vormen 1. en 2. vallen dus terstond door deze extra vagance op. Vorm 2. treft bovendien, doordat niet als veelal te doen gebruikelijk is de overdracht doch de verkoop wordt beoorkond. Juist deze laatste eigenaardigheid treft ons ook in den 3den vorm. En toch was het doel, waarom men zich in dezen tot de schepenbank wendde, minder om den verkoop te constateeren, dan wel om de over dracht en dus ook tegenover derden het eigendomsrecht vast te leggen. Uit Mr. O.'s antwoord op mijn ten deze gedane vraag blijkt, dat zijn vorm der regesten onjuist was. De acten, welke in de eerste beide vormen werden geregesteerd, zijn niet acten uitgegaan van een parti culier, maar evenals die sub 3 schepen-acten. Alle drie de vormen moeten dus den aanhef ontvangenA. en B., schepenen van Leiden, oorkonden (verklaren), dat enz. Het blijkt nu goed te zijn geweest, mijn bezwaar te berde te hebben gebracht, want dit geeft mij aanleiding, den nadruk erop te leggen, dat zooveel eenigszins doenlijk is de redactie van een regest moet weerspie gelen de redactie der weergegeven acte. Alle gerechtelijke acten moeten duidelijk weergeven, dat zij van het gerecht zijn uitgegaan. Het is ver keerd, sommigen acten in het regest dit kenmerk aan te leggen en bij andere acten eene redactie te volgen, welke wijst op een onderhandsche acte. Bij „het vrij veel voorkomen van onderhandsche overdrachten van „onroerend goed en renten, soms gevolgd door eene gelijke „overdracht voor schepenen"1) in een bepaald archief is het vooral plicht, het onderscheid tusschen de gerechtelijke en de onder handsche acten te doen uitkomen. Anders doen de regesten acten veron derstellen, welke nooit hebben bestaan. De regesten hadden moeten luiden aldus: a. A. en B., schepenen van Leiden, oorkonden (verklaren), dat C. heeft gekocht van (verkocht aan, geschonken aan, overgedragen aan) D. een huis (rente uit een huis), voor 1. en 3. b. A. en B., schepenen van Leiden, oorkonden (verklaren), dat C. erkende te hebben gekocht van (verkocht aan, geschonken aan) D. een huis (rente uit een huis), voor 2. c. C. erkent te hebben gekocht van (enz.) D. een huis (enz Dan blijkt daaruit, dat de eerste beide vormen wijzen op schepen- acten, de laatste op een onderhandsche acte. En verder, dat bij a. de rechtshandeling van den verkoop of van de eigendomsoverdracht plaats vond voor het gerecht of althans door het gerecht wordt geconstateerd terwijl daarentegen bij b. de rechtshandeling van den verkoop onder- Woorden van Mr. Overvoorde, Archievenblad, blz. 12. 73 hands was geschied, doch daarna door partij(en) voor het gerecht wordt vastgelegd. Het door Mr. O. terecht gerelateerde omtrent verkoop en overdracht doet zien, hoe in Leiden meer dan in andere deelen van ons land de koop of verkoop gerechtelijk werd vastgelegd met verwaarlo zing 2) van de overdracht. Een dergelijk verschijnsel mag met worden veronachtzaamd door den inventarisator. En zoo zijn Mr. O. en ik het in dit opzicht volkomen eens. GroningenNovember 1914. JOOST1NG. Naschrift. Slechts een kort antwoord op het bovenstaande. Het was mij natuurlijk bekend, dat de commandeur tevens cureit was van de sint Pieterskerk, doch daar in de stukken alleen zijn eerste functie werd genoemd, was er geene reden om ook zijne functie als cureit te vermelden. De nadere opmerkingen van mr. J. omtrent de redactie van eemge regesten geven mij geene aanleiding om hierop terug te komen na hetgeen ik hierover in de vorige aflevering mededeelde. De Handleiding laat de keuze vrij tusschen twee formulieren en het door mij gevolgde geeft duidelijk het verschil aan tusschen schepenakten en onderhandsche akten. J. C. OVERVOORDE. Houtworm. Dat de zoogenaamde houtworm (Anobium striatum Oliv) een gevaarlijke vijand der boeken is en dikwijls den rug van leeren boekbanden aantast, is bekend. Dat echter ook andere archiefstukken van zijne gading zijn, is van minder algemeene bekendheid, en een geval, dat mij onlangs is voorgekomen, wensch ik daarom hier mede te deelen. Van een houten kistje, gevuld met charters, mij onlangs uit het Rijks archief in Utrecht toegezonden, was de bodem sterk door houtworm aan getast. Bij het ledigen van het kistje bleek nu het charter en het charterzakje, waarin het was geborgen, die onder op den bodem van het kistje hadden gelegen, geheel door de bekende gaatjes, die men anders in hout en boekenruggen aantreft, te zijn doorboord. Men zij dus met het bewaren van boeken en archivalia in kistjes en kasten, waarin de houtworm zit op zijn hoede. Het voordeel, dat die wormgaten voor den naneef opleveren, die er uit kan onderkennen, welke stukken bij elkaar bewaard zijn geweest, weegt niet op tegen de schade, aan de stukken toegebracht. R. F. 1) B.v. Utrecht en Drente. 2) Althans, wanneer alleen de koop wordt beoorkond.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 26