70
reeds geïnventariseerde archief te beheeren. Ook aan waardeering voor
den arbeid der gemeente-archivarissen heeft het niet ontbroken: in Utrecht
besloot men den gemeente-archivaris, die wegens het bereiken van den
65-jarigen leeftijd had moeten aftreden, in het belang van het archief te
continueeren. De klachten over onvoldoende bewaring en gebrek aan
bergruimte zijn eveneens iets verminderd. Wel was niet ieder zoo
gelukkig als de Vlissingsche archivaris, die, dank zij een milde geefster,
een eigen gebouw voor zijn archief en museum gekregen heeft; in Haar
lem, Leeuwarden en Schiedam zijn verschillende maatregelen tot verbete
ring of uitbreiding van de archiefbergplaats genomen, terwijl wellicht voor
Maastricht mettertijd een betere toekomst zal dagen. Daartegenover
staan echter, vergeten wij het niet, ook donkere schaduwplekkenin Rhenen
gebeurde nog niets ter vermindering (laat staan voorkoming) van het
dreigende brandgevaar, en de secretaris van Sneek, die het vorige jaar
zoo wakker op de aanstelling van een gemeente-archivaris had aangedrongen,
ziet niet alleen zijn wensch niet vervuld, maar is zelfs genoodzaakt zijn
klachten over den onhoudbaren toestand van het gemeente-archief in veel
krasser termen te herhalen.
H. P. COSTER.
Kleinere bijdragen.
De inventaris van de archieven der Leidsche gast
huizen. Mr. Overvoorde's inlichting en antikritiek noopt mij nog tot
het inbeslagnemen van eenige plaatsruimte. Ik zal daarbij beginnen met
de antikritiek.
Terloops (in een noot) had ik erop gewezen, dat Mr. O. den cureit
der St. Pieters-kerk, die tevens commandeur van het Duitsche Huis te
Leiden was, commandeur der St. Pieters-kerk noemde. Wat een lapsus
had kunnen zijn, blijkt geen lapsus te zijn geweest. En daarom is het
noodig, nogmaals uitdrukkelijk de aandacht erop te vestigen, dat er geen
commandeur der St. Pieters-kerk is geweest. Na Mr. O.'s beroep op de
stukken heb ik inzage verzocht en verkregen van Inv. Nos. 4 en 5. Deze
stukken kennen het foutieve commandeurschap niet. Integendeel, No. 4,
Reg. 777, onderscheidt zeer scherp tusschen de commanderij en de cure.
Zij is uitgegeven door „Jacop van der Woordt broeder van der Duytscher
„Oerden commenduyer ende cureyt van Sinte Pieters-kerck tot Leyden".
Men ziet, hoe de fout kon ontstaan. Maar verder hooren wij„Soe ist
„dat ic Jacop van der Woordt commenduyr ende cureyt voirs. voer my
„ende mijnen nacomelingen als int cureytscip voirs. mit
„consent.... heeren ende.... beyde mijn medegesellen op
71
„dese tijt bij my wesende in der cueren van Sinte Pieters-
„kerck voirsEnde want alle die offerhande, die daer over die
„arme ellendige doden geoffert wort, alleen toebehoert den cureyt
„voirs. ende nyement anders, als recht is,Hierom soe
„zijn wij als commenduyer ende cureyt voirs., bij rade goet-
„duncken ende consent mijns oversten ende mijnre mede
gesellen op dese tijt bij my wesende,(als commandeur
[van het Duitsche Huis] met consent van zijn overste, den landcommandeur
balije van Utrecht, en als cureit met consent van zijne medegezellen).
Misviering, begraafrecht enz. moest worden geregeld met den cureit
der St. Pieters-kerk, en met niemand anders. En nu was deze cureit
der St. Pieters-kerk tevens commandeur van het Duitsche
Huis. Vandaar „commenduyer ende cureyt": „alsoe Sinte Kathrijnen-
„gasthuys staet onder die prochie-kerck van Sinte Pieters voirs., diewelcke
„toebehoert die Duijtssche Oirde." De acte zelf doet, zooals men ziet,
alle mogelijke moeite om foutieve opvattingen te voorkomen.
Ook over het tweede punt der antikritiek een enkel woord. Iemand
koopt een stuk land en ontvangt, naast zijn eigendomsbewijs, nog b.v.
5 oudere acten van overdracht. Dan heeft de goede man daardoor niet
6 eigendomsbewijzen, doch slechts één. Verliest hij dit eene stuk,
dan is hij zijn eigendomsbewijs kwijt, al houdt hij nog de andere 5
stukken over. In een inventaris kan en moet dit onderscheid in acht
worden genomen. Voor den beschrijver geeft het geen moeite, en de
gebruiker weet daardoor terstond, of het in het bewuste archief behoorende
eigendomsbewijs nog voorhanden is. Het niet voorhanden zijn van dit
eene stuk, terwijl wel oudere acten van overdracht worden gevonden,
heeft doorgaans zijne beteekenis: de stichting, wier (de particulier wiens)
archief men beschrijft, heeft het onderwerpelijke stuk land verkocht, weg
geschonken of op andere wijze vervreemd.
En nu ten slotte Mr. O.'s inlichting op mijn vraag. Hij had in zijn
regestenlijst 3 formules gebruikt, welke luiden: 1. „A. draagt voor schepe-
„nen van Leiden over aan B. het goed C.", 2. „A. erkent voor schepenen
„van Leiden verkocht te hebben aan B. het goed C.", en 3. „Schepenen
„van Leiden verklaren, dat A. aan B. verkocht heeft het goed C.Deze
regesten wijzen terug naar acten van dit type: 1. „Ik A. doe weten, dat
„ik, ten overstaan van L. en M. schepenen van Leiden, overdraag aan
„B. het goed C.", 2. „Ik A. erken, dat ik, ten overstaan van L. en M.
„schepenen van Leiden, heb verkocht aan B. het goed C.", 3. „Wij, L.
„en M., schepenen van Leiden, verklaren, dat A. aan B. heeft verkocht
„het goed C."
Deze vormen doen zonderling aan, vooral de eerste twee. Verklaringen
van particulieren, dat zij ten overstaan van schepenen een rechtshandeling