52
rekeningen in zijne algemeene werden versmolten. Na de betaling van
ammunitiën of materialen bleef er in hunne rekening een overschot of
tekort, dat op de volgende kon worden overgebracht of met den tresorier-
generaal werd vereffend.
Ten opzichte van de brandschatting in Vlaanderen kreeg Zeeland ook
voorloopig zijn zin. De ontvangers en controleurs van de hieruit voort
spruitende inkomsten kregen commissiën van de Staten-Generaal, maar de
Staten van Zeeland gelastten den ontvangers de penningen af te dragen aan
hun tresorier-generaal, of anders er niet van te scheiden zonder hun last
of dien van hunne Gecommitteerde radenook schreven zij voor, dat de
ontvangers hun verblijf zouden nemen in Middelburg (voor Oost-Vlaan-
deren) en Ostende (voor West-Vlaanderen). In de hiervoor besproken
rekeningen van den tresorier-generaal wegens Vlaanderen vindt men de
ontvangsten uit dezen hoofde dus opgenomen tot aan de inneming van
Sluis in 1604; in dat jaar hebben de Staten Generaal tegelijk met de
heffing der gemeene middelen in deze stad en omstreken ook die van de
brandschatting aan zich getrokken.
Niet lang na de eerste inneming van Hulst gingen de veroveraars
over tot de invoering van den lOOsten penning in Hulster-ambacht en
Axeler-ambacht. Zeeland speelde hierbij een ondergeschikte rol De
Tegenwoordige Staat zegt wel, dat de Staten van Zeeland de heffing
deden, maar het plakkaat in het Groot PI a k kaat b o e k1 1522 is op
naam van de Staten-Generaal. Met de inning was de ontvanger van de
brandschatting belast, maar in de rekeningen van den tresorier-generaal
zijn de uit dezen hoofde geïnde gelden niet teruggevonden. Wellicht is
de opbrengst tegengevallen en is de heffing na den val van Hulst gestaakt.
Eerst veel later namen de Staten-Generaal de invoering van de ver
ponding in de Generaliteitslanden ter hand. Zeeland verzette zich tegen
de heffing dezer belasting in Vlaanderen, wanneer ze niet mede in Brabant
geschiedde 2). Het verzet van Zeeland zal de oorzaak geweest zijn, dat
Neuzen, Axel en Biervliet de verponding nog niet kenden, toen ze in het
Westelijk deel van Vlaanderen al bestond 3). Lang heeft het de invoering
echter niet kunnen tegenhouden; toen het toegaf, was het op voorwaarde
dat de administratie van het middel aan de Gecommitteerde raden der
provincie kwam, op grond van de akte van 1588 4). De verponding verschijnt
voor het eerst in de rekening van den tresorier-generaal over 1638 en is
daarin gebleven. De personen, van wie deze ambtenaar de gelden ont
ving, waren de ontvangers van de domeinen en confiscatiën. De heffing
Notulen van de Staten, 29 April, 27 Mei 1593.
2) Aldaar, 25 Februaii 1631.
3) Aldaar, 14 Maart 1635.
4) Aldaar, 4 December 1636.
,.53
in Biervliet bleef met het beheer der domeinen en andere werkzaamheden
gecombineerdhet is zelfs twijfelachtig, of de ontvangers uit dezen hoofde
eene nadere commissie hebben gekregen. In Axel en Neuzen was van 1
Januari 1663 af een afzonderlijk ontvanger voor de verponding, van 1
Januari 1720 af zelfs in elke der beide plaatsen, en wel op aanstellingen
van de Gecommitteerde raden van Zeeland.
De groote oorlog tegen de verbonden koningen van Frankrijk en
Engeland gaf aanleiding tot de invoering van de huisschatting, welke een
blijvend karakter verkreeg. Men treft ze het eerst aan in de rekening van
den tresorier-generaal over 1676. Met de inning waren in Biervliet belast
de ontvangers van de domeinen die, gelijk we gezien hebben, in dien
tijd ook de administratie van de gemeene middelen hadden verkregen
in Axel en Neuzen afzonderlijke ontvangers, aangesteld door de Gecom
mitteerde raden van Zeeland.
In Lillo en Liefkenshoek werden huisschatting en verponding geïnd door
de ontvangers der gemeene middelen, naar het schijnt zonder speciale commissie.
Al deze comptabele ambtenaren nu waren in Zeeland re.kenplichtig.
Of de rekeningen, die met weinige uitzonderingen o. a. die van de
brandschattingen in het archief der Rekenkamer van Zeeland berusten,
door (auditeurs uit) Gecommitteerde raden, door auditeurs vanwege bepaalde
Zeeuwsche steden of door de Rekenkamer afgehoord zijn, kan ter zijde ge
laten worden. Buiten Zeeland is eenmaal eene rekening van de domeinen
van Terneuzen afgehoord, n.l. ten bureele van de tresorie neffens Zijne
Excellentie op 22 October 1587, terwijl het met de voorgaande en ook
alle volgende in Zeeland is geschied. Echter hebben de Zeeuwsche heeren
hun recht in dezen niet aanstonds buiten twijfel gesteld. In de notulen
der Raden leest men op 29 Augustus 1587„Op de requeste van Anthonie
de Vos, ontfanger van de generale middelen in 't fort van der Neuse,
versoeckende sijn rekeninge by de raden van Zeeland affgenomen te
worden, die hy pretendeert te doen totten thyenden January 1586, is
geapostilleertnihil hie, dan sal den remonstrant hem adresseren aen de
heeren Rade van State". De rekening is evenwel 10 Januari 1589 door
hen afgehoord en voortaan is dit met alle rekeningen van de gemeene
middelen in het „committimus" het geval geweest. Heeft dit plaats gehad
op grond der veelbesproken akte van 13 Augustus 1588?
Voordat wij tot de beschouwing van deze akte overgaan, moet eene
andere quaestie aangeroerd worden.
Ofschoon de voornaamste zorg van de Zeeuwsche heeren in den
beginne geweest is de handhaving van hun militair gezag op den linker
Schelde-oever en het vinden van de daartoe noodige middelen uit de
bezette streek zelve, hebben zij uit den aard der zaak tegelijkertijd niet
buiten de regeling van de burgerlijke aangelegenheden van het bedoelde