50
Crauwelaer bewaarder der ammunitie, beide op commissiën van de
Staten-Generaal. De opvolgers van den laatste kregen echter hunne aan
stellingen van de Gecommitteerde raden van Zeeland, terwijl de ontvangers
ze hadden van de Staten-Generaal.
In Biervliet was een ontvanger van de domeinen enz., tevens opziener
van 's lands fortificatiën, zeewerken en materialen, op commissie of op
mondelingen last van Gecommitteerde raden van Zeeland. Gemeene mid
delen zijn hier eerst van 1591 af geheven, en geïnd door den ontvanger
van Neuzen en Axel. Althans tot 1675; toen werd dit werk vereenigd
met dat van den ontvanger der domeinen, en wel tot het einde toe op
commissie van de Raden van Zeeland. De serie der rekeningen, welke
deze ambtenaren indienden van hun beheer over de vivres en ammunitiën,
eindigt met 1713.
Voor Lillo en Liefkenshoek stelden de Staten-Generaal 23 Augustus
1586 Gillis Heylinck aan als commies tot bewaring en uitdeeling van
de vivres en ammunitiezijn traktement moest volgens eene akte van
denzelfden dag door Zeeland worden betaald. Zijne opvolgers kregen
voor den ontvang der gemeene middelen commissiën van de Staten-Gene
raal, voor het beheer der vivres en ammunitie van de Raden van Zeeland.
De ontvang van de gemeene middelen is spoedig onder eene hoofd
administratie gebracht. Voor de kennis van haar ontstaan is de volgende
brief van den Raad van State aan mr. Jacob Valcke, tresorier-generaal
van Zeeland, d.d. 5 April 1591, van gewicht:
.Wy hebben U by dezen wel ernstelijck willen versoucken te
bevoorderendat ons metten eersten overgesonden werde de cohieren
van de verpachtinge van de middelen tot Lillo, Liefkenshouck, Axele,
Ter Neuzen ende daeromtrent, ende dat de penningen, daervan comende,
mogen ontvangen worden tot proffite van de Generaliteyt ende te reke-
ninge gebracht beneffens die quote van die van Zeelandt
Men lette er op, dat de brief geschreven is vóór de inneming van
Hulst, op 25 September van hetzelfde jaar; met dit feit houdt de maat
regel van den Raad van State dus geen verband. De inneming had wel
tot natuurlijk gevolg de instelling van ontvangers der domeinen en confis-
catiën, alsmede de invoering van de gemeene middelen in de stad Hulst
en het omliggende ambacht, bovendien de heffing van brandschatting in
Vlaanderen, in het bijzonder in het land van Waas. De ontvangers
kregen commissiën van de Staten-Generaal, aan wie of wier gemachtigden
zij zouden hebben te rekenen, maar de Gecommitteerde raden van Zee
land hebben ordonnantiën van betaling op hen gegeven, blijkens een
daarvan in hun archief aanwezig register. In de heffing der gemeene
middelen in Hulst en Hulsterambacht en op het stuk der sauvegar-
den hebben de Staten van Zeeland op 21 October 1591 voorzien,
51
maar de Raad van State vond hunne handelwijze al te haastig, wat zij
inderdaad was. Tot verontschuldiging van de Zeeuwsche heeren m het
algemeen tot verklaring van hun recht van spreken in Vlaanderen
gelden, dat zij even snel gezorgd hadden voor de versterking en daardoor
wellicht voor het behoud van Hulst. Van de gewisselde brieven zijn van
belang een schrijven van den Raad van State d.d. 6 November, en de
missives van de Staten van Zeeland aan dezen Raad d.d. 12 en 14 No
vember, welke laatste met de notulen zijn afgedrukt. In den eersten brief
leest men o a.„Wy en connen nyet overleggen de redenen oft fonda
ment, waarop zulcx bij u.l. aengevanghen is, want te premitteren ende
sich te fonderen op zekere onse acte van den 13en Augusti 88 connen
u.l. considereren, dat 'tselve geheel buyten redenen ende propoost is, als
welcke acte by ons naer dyer tijdtsgelegentheyt alsdaen provisionehck
gegeven is, ten aenschouwe ende in effecte ten gerieve van particuliere
persoonen ende zaken, waervan wy aan ons behielden de appellatie ende
superioriteytende gheenszins in dyer meyninge dat wy d'author.teyt
ende beleydt van andere provinciën, der Generaliteyt toecomende ende
ons te laste gegeven, aen u.l. souden overdragen." De bewuste akte
van 13 Augustus 1588 zal straks ter sprake komen. De afloop van het
o-eschil was grootendeels 'naar den zin van Zeeland. De tresorier-generaal
van Zeeland rekende van 1 April 1591 af wegens de gemeene middelen
over Neuzen en Neuzenambacht, Axel en Axelambacht, Lillo, Liefkens
hoek met omliggende forten, ook wegens die over Hulst en Hulsterambacht
van 1 November 1591 af. Bij de afhooring zijner eerste rekening wegens
Vlaanderen werd gevraagd, waarom Ostende en Biervliet met in deze
rekening waren opgenomen. Wat Biervliet betreft, moest het antwoord
luiden, dat de middelen daar nog niet ingevoerd waren - wat dus zoo
spoedig mogelijk te geschieden had - terwijl over Ostende elders reke
ning gedaan werd. Biervliet komt dus in de volgende rekeningen voor,
ook Ostende, pro memorie, tot 1604. Bergen-op-Zoom en Steenbergen
verschijnen mede pro memorie, omdat Zeeland in die plaatsen de gemeene
middelen wilde ontvangen om daaruit de betaling van de aldaar liggende
Zeeuwsche troepen te betalen'). De tresorier-generaal heeft echter van
zijne administratie over Vlaanderen slechts tweemaal eene afzonderlijke
rekening ingediend; daarna vormde zij eene afzonderlijke afdeeling in
zijne algemeene rekening, totdat Jozef II Lillo en Liefkenshoek, later de
Franschen Vlaanderen in bezit namen. Hulst was in 1596 verloren gegaan
en is na de herovering in 1645 niet weder onder Zeeuwsch beheer gekomen.
Het verband tusschen de vroeger genoemde plaatselijke ontvangers
der gemeene middelen en den tresorier-generaal bestond hierin, dat hunne
i) Notulen van de raden, 13 November 1590.