48 „Item zal collecteren ende ontfanghen alle alzulcke imposten als op alle wynen, bieren ende anders, aldaer upgeslaghen worden(de), upghestelt zijn ende alnoch upghestelt sullen moghen worden, 't sy waer of waer- waerts dezelve zijn vaerende, alle volghende den voet ende ordonnantie, hem daertoe medeghegheven (vermoedelijk de in Zeeland geldende). Van allen penningen voorsz. houdende goede pertinente reeckeninge, omme dezelve aldaer ghedistribueert te worden t' onzer ordonnantie, naerdat bevonden zal worden te behooren. Sal voorts van alle 'tgundt voorseit is, midsgaders van alle anderen occurrentiën aldaer voorcommende, ende waerinne hem duncken zal, dat voorsien behoorde te worden, den raedt voorsz. successivelick adverteren". Ook de opvolgers van Stilman, en mede de commiezen in andere plaatsen dan Terneuzen, waarover straks nader, zijn tegelijk ontvangers van de gemeene middelen en bewaarders van de ammunitie geweest. De inkomsten uit de gemeene middelen werden in de eerste plaats voor den aanleg en het onderhoud der versterkingen gebruikt, zoodat de rekeningen van de onderscheidene administratiën der commiezen elkaar aanvullen onder ammunitie moet men namelijk veel minder kogels enz. dan hout en steen verstaan. Eene aanschrijving als in den laatstaangehaalden zin is vervat, verklaart hoe het archief van de Staten van Zeeland en hunne Raden tal van brieven van de commiezen en ook van garnizoenscommandanten, die van Ostende, Sluis en Bergen-op Zoom incluis bevat, waarin de „occurrentiën" worden medegedeeldzoover mij bekend, zijn deze gegevens door de beoefenaars onzer krijgsgeschiedenis nimmer gebruikt. De omstandigheden wikkelden de Raden geleidelijk verder in de zaken van Terneuzen; zoo namen zij in afwachting van eene nadere regeling de bezoldiging van den sluismeester in die plaats op zich 23 Maart 1584 lazen zij een request, door baljuw, notabelen en inwoners van Terneuzen aan Zijne Excellentie gericht om een „bank van wet" te verkrijgen voor de administratie der justitie en het toezicht op de dijkage. De requestran- ten hadden eenige punten gevoegd bij hun verzoek, dat door den Prins aan de Gecommitteerde raden van Zeeland werd gezonden ten fine van advies. Het college zond de punten, met kantteekeningen voorzien, terug, zoodat de Prins weldra eene beslissing heeft kunnen nemen. De commissie 3), door hem aan Joos van Leene gegeven als baljuw, dijkgraaf en ontvan ger van het dijkgeschot, alsmede van de confiscatiën in het kwartier van Terneuzen, is van 23 April; vier dagen later is deze beëedigd door de V Notulen van de Raden, 21 Maart, 3, 4 Mei 1584, 13 Augustus 1585. 2) Eerste commissieboek, fol. 61. Volgens de notulen heeft Van Leene eed gedaan aan Zijne Excellentie en de Staten van Zeeland „conform den formulier geregystreert op 't actenboek van den raede van desen jaere". De registratie schijnt achterwege gebleven te zijn. 49 Gecommitteerde raden van Zeeland, die hem op 5 Mei voorts kennis gaven, wie zij tot schepenen van Neuzen en Neuzenambacht hadden aangesteld In 1584 hebben de Zeeuwen nog medegewerkt aan de invoering en heffing van de gemeene middelen in Sluis en Ostende, maar zij hebben zich daar nooit zoo diep met de zaken ingelaten als in Terneuzen en bovendien zijn deze plaatsen in 1587, respective in 1604 verloren gegaan, zoodat de gebeurtenissen aldaar voor ons onderwerp weinig beteekenis hebben. Keeren wij tot Terneuzen en omstreken terug. Hier zijn van den beginne af ambtenaren noodig geweest voor: 1°. den ontvang uit de domeinen en confiscatiën (geestelijke goederen vooral); 2°. den ontvang van de opbrengst der gemeene middelen; 3°. de administratie der oorlogs behoeften. In den eerstgenoemden dienst is Joos van Leene opgevolgd door Jacques Soey, krachtens eene aanstelling van den graaf van Leicester d.d. 13 Februari 1586. Deze is op 10 Februari 1589 door de Raden van Zeeland gecommitteerd tot den ontvang in Axel, terwijl tevens aan Franqois de Wispelaer gelast is om rekening van zijne administratie te doen of althans rekenschap te geven, hoe het beheer aldaar te voren sedert de inneming van Axel in 1586 gevoerd was. In Soey's plaats is De Wispelaer op 11 Maart 1595 gecommitteerd door de Staten-Gene- raal, die ook zijne opvolgers hebben aangesteld. In de op de tweede en derde plaats vermelde takken van dienst hebben wij Stilman leeren kennen. De opvolger van dezen, Anthoine de Vos, kreeg 17 Juni 1585 zijne commissie die ook van „confiscatiën" spreekt van graaf Maurits en den Raad van State, de derde ontvanger commies, Laurens de Meulenaer, op 17 September 1590 van Gecommit teerde raden van Zeeland. Daarna ontving Pieter de Vriendt 2 Mei 1592 van de Staten-Generaal eene aanstelling, die, hoewel niet met name melding makende van Axel en Mauritsfort, blijkens de rekeningen toch ook voor deze plaatsen gold2). Paschier de Vriendt is 22 Mei 1596 door de Staten-Generaal voorzien van eene commissie tot den ontvang der gemeene middelen in Neuzen, Axel en Biervliet, alsmede tot de administratie der ammunitie in Neuzen en Axel. Christoffel de Vriendt is in 1625 buitendien gecommitteerd geweest tot den ontvang der do meinen. Na zijn dood zijn de diensten gesplitst: Adriaen Roels werd ontvanger der domeinen zoowel als van de gemeene middelen, Paulus de 1) De benoemde personen lieten zich niet aanstonds vinden (Notulen, 11 Mei 1584). Vernieuwing der wet: Notulen 13 Augustus 1585, 24 December 1588 en elders. 2) Te voren was de ammunitie bewaard door Francois de Wispelaer, dan door den kanonnier Jan Gheerts. Blijkens een „verclaers", liggende in de rekening van De Wispelaer over 1587—1590, had hij een mondelingen last van den secretaris van den Raad van State ontvangen. Jan Gheerts werd gezegd door de raden van Zeeland gecommitteerd te zijn.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 14