44 Al deze hulpmiddelen waren destijds echter nog vrijwel buiten het bereik van den bouwmeester. De betontechniek was nog in de windselen, had althans nog te weinig geschiedenis om toepassingen op groote schaal raadzaam te maken. Het graniet was peperduur, losse ijzeren kasten onbekend en electrische stroom, althans te 's-Gravenhage, een kostbaar weeldeartikel. De gemaakte opmerking behoeft trouwens allerminst de vrees te wekken, dat niet voor onafzienbaren tijd door den bouw van het nieuwe Algemeene Rijksarchief zou zijn voorzien in de behoefte aan eene vol komen veilige en doeltreffende gelegenheid tot bewaring en bewerking der historische bescheiden. Natuurlijk is ook de mogelijkheid van uitbreiding der bewaarplaats bij het samenstellen der bouwplannen in het oog gehouden. Een enkele blik op de plattegrondteekeningen, welke aan deze beschrijving zijn toe gevoegd, zal doen zien dat het technisch mogelijk is het Dépot ad infinitum uit te breiden. De praktische mogelijkheid der voortzetting van den Dépótbouw is intusschen wel eenigszins beperkt door de benutting van een gedeelte terrein als tuin ten behoeve van het tegenwoordige Departement van Buitenlandsche Zaken. Desniettemin zal zonder bezwaar het gebouw, desgevorderd, met eenige travée's kunnen worden vergroot. Het spreekt wel vanzelf, dat eene inrichting als de onderhavige voort durend verzorging blijft vragen. Voor zooveel zulks betreft de eigenlijke gebouwen, geschiedt dit op den voet van den gewonen onderhoudsdienst bij het bureau van den Rijksbouwkundige. Met de dagelijksche bediening en verzorging der installation, in den meest uitgebreiden zin, is belast een machinist, die, voor zooveel het technische gedeelte van zijn dienst aangaat, onder de leiding van den Rijksbouwkundige is gesteld. De ervaring heeft geleerd, dat deze werkwijze, bij de gegeven geschiktheid van den betrokken beambte, de mogelijkheid opent om zelfs belangrijke herstellingswerkzaam heden en verbeteringen geheel in eigen beheer tot stand te brengen. s-GravenhageNovember 1914. A. LORAN, Adjunct Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs, enz. 45 Het aandeel van Zeeland in het bestuur van Staats-Vlaanderen. Het mag algemeen bekend geacht worden, dat de Staten van Zeeland of hunne Gecommitteerde raden in een gedeelte van Staats-Vlaanderen bestuursrechten hebben uitgeoefend. De oorsprong van deze rechten is echter onvoldoende bekend; hetgeen in deel II van den Tegen woor- digen Staat der Vereenigde Nederlanden, blz. 519 vg. dien aangaande wordt medegedeeld, maakt geene aanspraak op volledigheid. Schrijver dezes wenscht in het volgende geen verhaal te geven, dat het onderwerp in alle bijzonderheden behandelt, doch alleen op grond van de in het rijksarchiefdepot in Zeeland aangetroffen bescheiden de ontwikkeling van de Zeeuwsche macht „aan den overkant" in de hoofdlijnen te schetsen, hopende dat daardoor verder onderzoek worde uitgelokt, ook dat de even- tueele onderzoeker door zijn geschrift een algemeen inzicht verkrijge van hetgeen de genoemde bewaarplaats over Vlaamsche zaken bevat. In het algemeen mag men zeggen, dat de rechten der Zeeuwsche autoriteiten voortgekomen zijn uit de door hen in oorlogstijd, soms op eigen initiatief, soms op grond van eene min of meer duidelijke machtiging van de Staten-Generaal of den prins van Oranje getroffen maatregelen. Daar zij in Vlaanderen niets hadden kunnen verrichten, wanneer zij geene meesters waren geweest van de Schelde, zouden de ontwikkeling van de Zeeuwsche zeemachten, de heffing van tollen en licenten op de Schelde in uitgebreiden zin tot mijn onderwerp behooren, maar deze punten worden na de bloote vermelding verder buiten beschouwing gelaten. Eveneens worde volstaan met de eenvoudige mededeeling van de ondersteuning, die door Zeeland aan Sluis, Ostende, Bergen-op-Zoom is geschonken, omdat daaruit geen gezag heeft kunnen worden afgeleid. De eerste Vlaamsche plaats, waar Zeeland gezag heeft uitgeoefend, zal Biervliet geweest zijn, dat in de zestiende en zeventiende eeuw op een eilandje gelegen was. In het najaar van 1575 lag hier een van de zeven Zeeuwsche vendels in garnizoen vermoedelijk is dit na de Pacificatie teruggetrokken. Van 8 Februari tot 29 April 1578 was Biervliet de loop plaats voor de Duitsche knechten van den koning van Portugal, en krachtens overeenkomst met hunne officieren werd in dien tijd van de door hen niet door de burgers - gebruikte wijnen en bieren impost betaald ten behoeve van de kas van den tresorier-generaal van Zeeland 2). In 1583 vertoefden in het plaatsje gedurende enkele dagen de Fransche en Zwit- sersche soldaten van Biron, die in Westelijk Brabant door Parma verslagen Notulen van Gouverneurs en raden en gedeputeerden der steden, 3 October 1575. 2) Van Meteren, boek VIII, fol. 159. Tweede en derde rekeningen van Manmaker. De vierde en vijfde rekeningen stellen de ontvangsten te Biervliet pro memorie.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 12