08
papieren, en meenend de vrouw gezond en wel aan te treffen, haar
lokkend met allerlei lieve schertswoordjeswaar of ze toch zit, waarom
ze hem zoo in het donker wacht, waarom ze zoo stil isoch, het
is iets, wat ieder kan gebeurenhier vertelt de schrijver het van „mein
Freund, der Archivar R. in E.".
Beens archivaris is slechts een weinig in zijn verhaal op den voor
grond tredende figuur: een goedige, gestudeerde mijnheer, die, zonder
dat hij het ergens motiveert, veel voor zijn vak gevoelt, celibatair natuurlijk
en rijkelijk met stof bedekt en tegenover het daaglijksch leven
volkomen vreemd. Hij kent zelfs niet alle klerken, die op het stadhuis
werken, waar het archief wordt bewaard. Dat is nu volstrekt geen wonder,
zou men zeggenmaar, merkt de schrijver op, ware er sprake geweest
van een klerk uit de vijftiende eeuw, de archivaris had u hem dadelijk
kunnen noemen, met naam en toenaam.
Zoo ook Sylvestre Bonnardzijn „crime" is niet meer of minder
dan, met uitnemende bedoelingen, schaking van een minderjarig meisje,
en hij weet niet, hoe zwaar hij hiermede gezondigd heeft tegen de
wetten van zijn land. Hierover onderhouden, weet hij tal van oude
teksten aangaande dit onderwerp op te gevendoch van het bestaan van
een Code Pénal heeft hij blijkbaar nooit gehoord.
Toch zit er het blijkt al uit wat ik mededeelde leven in
Sylvestre Bonnard; zooveel leven, dat hij, op zijn ouden dag, al zijn
historische studiën er aan geeft en entomoloog gaat worden. Zoo iemand,
aldus de redeneering van den schrijver, is toch eigenlijk te goed voor
„archiviste-paléographe." En hij bestudeert het wordende leven, terwijl hij,
naar de schrijver die zelf ook wel beter weet het doet voorkomen,
vroeger alleen oog had voor wat dood was en tot stof was vergaan.
Zoo zou dan ons eigenlijke vak ten doode zijn opgeschreven. Laat
ons het schip verlaten voor wij, met vaartuig en al, zinken
Dit is de treurige gemoedsstemming, waarin Anatole France ons brengt.
Naschrift.
Bij den titel van zijn artikel had Bos de volgende noot geplaatst
„De redacteur verzocht mij in het Archievenblad te willen meedeelen,
wat ik op de Leeuwardsche vergadering had verteld. Ik doe het hier, zij
het dan in eenigszins anderen vorm".
Die redacteur, dat ben ik. En nu onze vriend zelf de uitgave van
zijn artikel niet meer voor den druk gereed kon maken, ligt het op mijn
weg dat te doen. Ik geef hierbij onveranderd weer, wat hij voor ons
blad bestemd had.
Het was de bedoeling van den auteur, om aan dit literatuur-overzicht
vrij uitvoerige beschouwingen vast te knoopen over archivarissen en
99
archivaris-inzichten van eigen tijd en eigen omgeving, in verband waar
mede hij als titel gekozen had: „De archivaris en de wereld".
Van dit laatste gedeelte evenwel is slechts een klein fragment net-kopij
voorhandenal het andere bestaat alleen in concept of klad. Nu ik
bovendien zie, hoe de schrijver aan het eerste gedeelte geschaafd en ge
polijst heeft, hoe hij hier en daar zelfs groote brokken van de klad-kopij
heeft weggelaten, mag ik er niet aan denken om meer te geven dan dat
gene wat hijzelf persklaar achtte. En dit te meer, omdat hem door mij
alleen het eerste gedeelte gevraagd was. Dit bied ik nu den lezers van
het Archievenblad aan, met de volle zekerheid, dat allen, die te Leeuwarden
de aardige causerie gehoord hebben, het op prijs zullen stellen, ze in het
Archievenblad, zij het dan ook in anderen vorm en zonder eigenlijk slot
te kunnen nalezen.
Aan Bos' reeks van archivarissen kan ik inmiddels nog een exemplaar
toevoegen en wel een bijzonder mooi exemplaar. Hij heet what is in
a name! Wurm, is „een klein mismaakt man, die nooit glimlacht" en
komt voor in den roman van Jakob Wassermann, welke den vorigen zomer
onder den titel van Caspar Hauser of de Traagheid des Harten
als feuilleton in de Nieuwe Rott. Courant is opgenomen.
E. WIERSUM.
Kleinere bijdragen.
Een moeilijk goed te praten besluit. In Bijlage U
van het Verslag van den toestand der gemeente Zaandam over het jaar
1912 leest men op blz. 4 het volgende:
„Het archief van vóór 1850 werd, met uitzondering van ingekomen
en uitgegane stukken en notulen ten geschenke aangeboden aan de provincie
Het gemeentebestuur sprak met deze daad uit, dat het zich schaart aan
de zijde dergenen, die ijveren voor het bijeenzamelen van de öude archieven
eener geheele provincie in de archiefgebouwen der provincie. Worden al
die oude archieven dan naar eenzelfde uniform stelsel gerangschikt, dan zal
de wetenschap daardoor worden gebaat".
Is het niet roerend, dat ijveren voor de wetenschap door de verlichte
Zaandamsche gemeentebestuurders? En dat ten koste van wat hun zoo
na aan het hart lag, van afstand van het oud-archief, het kostbare kleinood,
dat zij zoo lang met zorg gekoesterd hadden, waarvoor geen moeite hun
te groot, geen uitgaaf te drukkend was geweest. Maar als de wetenschap
gediend kan worden, dan deinzen de Zaansche industrieelen voor geen
opoffering terug; niet te vergeefs zetelt de Amsterdamsche Alma Mater
zoo dicht in de buurt. Als haar belangen op het spel staan, dan moet al