92
Een archiefschool
Het op de begrooting van het departement van Binnenlandsche Zaken
voor 1914 uitgetrokken subsidie voor eene vakschool voor den boekhandel
en het bibliotheek- en archiefwezen te Amsterdam heeft het bestuur onzer
Vereeniging aanleiding gegeven een adres aan den Minister te richten.
Overdrukken er van zijn verzonden aan de leden der Tweede Kamer.
Het adres luidt:
Aan Zijne Excellentie den Minister van
Binnenlandsche Zaken.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden,
uitmakende het bestuur van de Vereeniging van archivarissen in Nederland,
dat zij met belangstelling hebben vernomen, dat op de begrooting van
Uwer Excellence's departement voor het dienstjaar 1914 is uitgetrokken
een (naar het schijnt jaarlijksch) subsidie aan de Vereeniging tot bevordering
van de belangen des boekhandels voor het inrichten eener vakschool voor
den boekhandel, het bibliotheekwezen en archiefwezen,
dat zij geenszins het nut van eene vakschool voor den boekhandel en
ook het subsidieeren daarvan door H. M.'s regeering wenschen te betwisten;
doch dat zij ernstig bezwaar hebben tegen het subsidieeren van eene
vakschool mede voor het archiefwezen, op te richten door de Vereeniging
voor den boekhandel,
dat het immers in het oog springt, dat de wetenschappelijke vorming,
die voor de hoogere archiefambtenaren onmisbaar is, niet wel kan geleid
worden door het bestuur der Vereeniging voor den boekhandel, hetgeen
trouwens ook wel allerminst bedoeld zal zijn, daar het programma der
school voor het onderwijs in de bibliotheek- en archiefwetenschappen te
zamen slechts één uur per week beschikbaar stelt,
dat echter ook de opleiding van de lagere archiefambtenaren niet aan de
bedoelde vereeniging overgelaten schijnt te moeten worden, aangezien (wan
neer eene speciale opleiding dezer ambtenaren bedoeld wordt) bij het onderricht
der klerken de kennis van het oude schrift, bij dat der binders de behan
deling der stukken met zapon en andere conserveerings-stoffen op den
voorgrond behoort te staan, twee vakken, waarvan bij het geachte
bestuur der Vereeniging geene grondige kennis mag ondersteld worden,
dat mitsdien de opleiding van archiefambtenaren in deze aanstaande
vakschool slechts zou kunnen strekken tot het uitreiken van bewijzen van
bevoegdheid, die geen ernstigen waarborg zouden leveren voor de geschikt
heid der aanbevolen personen en die dus allerminst strekken zouden om
het peil der archiefambtenaren te verhoogen,
redenen waarom adressanten Uwer Excellence's aandacht er op meenen
te moeten vestigen, dat het huns inziens aanbeveling verdient, om in de
93
betrokken begrootingspost de woorden „voor het archiefwezen" uit den
naam der school te doen wegvallen.
't Welk doende enz.
S. Muller Fz.
R. Fruin.
A. C. Bondam.
K. Heeringa.
E. Wiersum.
Op 30 Januari j.l. heeft Mr. J. E. Heeres, afgevaardigde voor het
district Leiden, in de vergadering der Tweede Kamer over dit onderwerp
het volgende gezegd
„De zaak, waarom het gaat, is het in den uitgewerkten en toelichtenden
staat bij art. 136 onder a 8 vermelde subsidie aan de Vakschool voor den
boekhandel en het bibliotheekwezen en archiefwezen, ten bedrage van ƒ2700.
Ik heb op zich zelf niets tegen den post en zou er niet over gesproken
hebben, wanneer het alleen gold een vakschool voor den boekhandel, omdat
ik daarvan geen verstand heb en mij dus natuurlijk neerleg bij de beslissing
van den Minister. Maar er wordt bij dien post ook gesproken over het
bibliotheek- en archiefwezen en dit geeft mij als oud-archivaris het recht
hier een woord over te spreken. Wat bedoelt men eigenlijk met deze
vakschool voor den boekhandel met het bibliotheek- en archiefwezen? Deze
zaak wordt nog eigenaardiger, wanneer men bedenkt, dat in het request,
dat door de Vereeniging van archivarissen aan den Minister is aangeboden,
er op gewezen wordt, dat op het programma van deze school voor het
onderwijs in de bibliotheek en archiefwetenschappen slechts één uur per
week is uitgetrokken. En nu weet ik nog wel zooveel van mijn vroeger
vak, dat men met één uur in de week niet een opleiding kan geven in
archiefwetenschappen.
Ik zou daarom gaarne willen weten, welke personen aan deze vakschool
de leiding hebben en of het werkelijk de bedoeling is te komen tot een
wetenschappelijke opleiding voor archivarissen.
Men zal misschien zeggendit is een taak van betrekkelijk weinig
gewicht. Maar dit is het niet. Het heeft heel wat moeite gekost in ons
land om het archiefwezen van een liefhebberijvak, van een arbeid van
dilettanten te maken tot een zuiver wetenschappelijk vak als het tegenwoordig
is. Ik kom er daarom tegen op, dat men op de omschreven wijze te
Amsterdam den schijn wekt een geschikte opleiding voor het archiefwezen
te kunnen geven. Dat is een groote dwaasheid niet alleen, maar men
komt daarmede, vrees ik, een schrede terug tot de liefhebberij en het
dilettantisme, waarin zooveel is gezondigd in de dagen van weleer.
Dit zou misschien nog niet zoo erg wezen, wanneer de school te
Amsterdam dit een en ander op haar eigen houtje deed, maar waar de