142 De Memorie van Antwoord van den Minister van Financiën bevat hierop het volgende „De herziening van de wettelijke comptabiliteits-regeling, door Mr. Pierson aangevangen, is door den ambtsvoorganger van den ondergeteekende weder opgenomen, en een gewijzigd en aangevuld ontwerp werd aan de Alge- meene Rekenkamer om advies gezonden, welke daaromtrent Juli 1910 een rapport uitbracht. Daarna is de zaak echfer blijven liggen, wijl andere zaken de aandacht vroegen. De aangelegenheid is thans weder ter hand genomen. Wijzigingen en aanvullingen worden overwogen, welke de Algemeene Rekenkamer in staat zullen stellen zich minder dan tot dusverre tot een zuiver formeele controle te beperken. Zoodanige controle toch doet meer dan bij een daadwerkelijke, zoo noodig ten kantore van den comptabele uit te oefenen, controle noodig is, bewijsstukken en verklaringen vorderen, welke somtijds moeilijk naar waarheid zijn op te maken, tenzij de belangen van den dienst aan die van de controle ondergeschikt worden gemaakt." Het Voorloopig Verslag van de Eerste Kamer omtrent de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1914 bespreekt de zaak op deze wijze: „Naar aanleiding van het gebeurde met den Rijksarchivaris te 's Hertogen bosch drong men aan op eene herziening der comptabele voorschriften, opdat ambtenaren niet meer het slachtoffer kunnen worden van eene ver keerde regeling op dit stuk." Aan deze opmerking komt de Memorie van Antwoord aldus tegemoet: „Zooals door den ondergeteekende is medegedeeld in de Memorie van Antwoord op het Afdeelingsverslag van de Tweede Kamer omtrent Hoofdstuk I der Staatsbegrooting, is de herziening van de comptabele voorschriften weder opgevat, en zal er daarbij naar gestreefd worden te bevorderen, dat de financieele controle op de comptabelen minder dan tot dusverre zich tot een zuiver formeele controle beperke, die verklaringen en bewijsstukken noodig maakt, welke vormelijk niet altijd geheel naar waarheid kunnen worden opgemaakt, zonder de belangen van den dienst op te offeren aan die van de controle." Op 5 Januari 1914 overleed te Leeuwarden de klerk bij het rijks archief in Friesland P. Bosma. Op 6 Januari 1914 heeft de heer Th. Morren, die met den eersten des jaars als hoofdcommies van het Algemeen rijksarchief eervol ontslag gekregen had, van het ambtenarenpersoneel en van allen, die aan die instelling verbonden zijn, afscheid genomen. Daartoe hadden de ambte naren zich vereenigd in de kamer van Mr. Fruin, algemeen rijksarchivaris. 143 De heer Morren werd toegesproken door Mr. Fruin in zijn gemelde hoedanigheid en door Mr. Van Meurs als archivaris, tevens hoofd der afdeeling, waartoe de heer Morren behoorde. Beide sprekers spraken er hun leedwezen over uit, dat de heer Morren om gezondheidsredenen zijn betrekking had moeten neerleggen. Zij zeiden hem dank voor het goede, dat hij op velerlei wijze voor het Algemeen rijksarchief had verricht. Zijn persoon en arbeid zullen op het rijksarchief in dankbare herinnering blijven. De heer Fruin herinnerde er aan, dat de heer Morren de gave bezit, op geestige en smakelijke wijze de in het Algemeen rijksarchief aanwezige bescheiden te verwerken tot belangwekkende geschiedkundige opstellen, waardoor in breederen kring belangstelling en waardeering voor het archief is gewekt. Hij sprak de hoop uit, dat de heer Morren dien arbeid zou blijven voortzetten. De heer Van Meurs zeide veel hulp te hebben ondervonden door het werk van den heer Morren aan de notarieele archieven, die voor onze maatschappelijke en kunstgeschiedenis zoo belangrijk zijn en daardoor eerst goed bruikbaar zijn geworden. Nadat de heer Morren voor de vriendelijke woorden der beide sprekers dank had gezegd en zijn leedwezen er over had betuigd door zijn gezond heidstoestand genoodzaakt te wezen zijn ambt neer te leggen, nam hij met een handdruk van al de aanwezigen afscheid. Bij Koninklijk besluit van 24 Januari 1914 is, met ingang van 1 April, benoemd tot hoofdcommies bij het Algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage, Dr. P. A. Meilink, thans commies bij het rijksarchief in Groningen te Groningen, met toekenning van gelijktijdig eervol ontslag uit laatstgenoemde betrekking. Op 25 Januari 1914 overleed zeer plotseling de binder-portier, en daarvóór concierge-binder bij het rijksarchief in Noordbrabant, H. Wagenaar. Het Rijk verliest in hem een beambte, die het ruim twintig jaar waarvan een gedeelte als tijdelijk aangesteld met nauwgezette plichtsbetrachting heeft gediend, en die binnen den kring zijner werkzaamheden zeer veel heeft bijgedragen tot de verbetering van den inwendigen toestand der verzamelingen, in het rijksarchief in Noordbrabant bewaard. Bij Koninklijk besluit van 29 Januari 1914 is Mr. dr. S. Muller Fz., rijksarchivaris in de provincie Utrecht en gemeente-archivaris van Utrecht, benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau. Bij Kon. besluit van 23 Februari 1914 is, met ingang van 1 April, benoemd tot commies bij het rijksarchief in Groningen, dr. H. A. Poelman, te Leiden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1913 | | pagina 31