124
Nederlandsche heiligenbakkerijen, (Bull. O. B. 1 213) 1900, 48.
Utrechtsche plateelbakkerijen, (Obr. A. 1 145) 1877, 5.
Inventaris van het goud- en zilverwerk der Utr. geestelijke gestichten in
1578, (Ar. G. A. U., 284) 1879, 8.
Borden en kannen, (Buil. O. B. IV, 238) 1903, 56.
Inventaris van de nalatenschap van den Domproost Zweder Uterlo (1378)
(O. H. 27) 1905, 61.
Bourgondische deviezen, (Buil. O. B. 2, IV, 12) 1911, 74.
Gothiek of Renaissance, (N. S. 35) 1876, 3.
De twee nieuwste schenkingen aan onze Univ.-Bibliotheek [kunsthistor. en
archaeol. werken], (U. D. 19 Mei) 1907, 68.
Nederland als markt van zeldzaamheden, (O. H. XXXI, 207) 1913, 82.
D. MUNT- EN PENNINGKUNDE.
Over oude koninklijke munten te Utrecht geslagen, (Ts M en P XXI
125) 1913,80.
De medailleur Ste. H. te Utrecht, (Ts. M. en P. XIX, 175) 1911, 75.
Vereer-penningen (Ts. M. en P. XX, 50, 133) 1912, 77.
E. MONUMENTEN-BESCHRIJVING EN BESCHERMING.
I. Algemeen.
De kunst, het protestantisme en de rijksadviseurs, (Vad. 12 Dec.) 1876, 4.
Moet het College van rijksadviseurs opgeheven worden? (A. Hbl 8 Dec)
1878, 7.
Eene gemeentelijke adviseurscommissie, (Ned. K., 100) 1879, 8.
Trop de zèle, (U. D. 4 Dec. 1880, 10.
Blinde leidslieden, (N. S., 302) 1882, 12.
Voor onze monumenten, (G., II 340) 1893, 31.
II. Buiten Utrecht.
Amsterdamsche bespiegelingen over het Rasphuispoortje en nog iets, (Kron
15 Sept.) 1895, 36.
De Doorwerth, (Buit., 500, 512) 1909, 72.
Nog iets over de graven in de Hofkapel, (Ned. K. 141) 1879, 8.
Nijmegen op zijn smalst, (N. R. Ct., 26 Mei en 5 Juni) 1894,' 32.
Dr. Konr. Plath, Het Valkhof te Nijmegen en de nieuwste opgravingen,
(Mus. 334) 1899, 45. f
De burg van Leiden in Engeland, (Buil. O. B. 2, I, 166) 1908, 70.
125
De oudste afbeelding van het slot Rosendaal, (Gelre IX, 121) 1906, 65.
Nog iets over de Groote of St.-Laurenskerk te Rotterdam, (Ned. K., 217)
1879, 8.
Hofwijck [te Voorburg], (N. R. Ct., 28 Nov.) 1913, 82.
De groote zaal te Woerden, (Buil. O. B. 2. II, 50) 1909, 71.
III. Provincie Utrecht.
De Utrechtsche monumenten 1813—1913, (Buit. 10, 17 Jan.) 1914, 83.
Kerktorens in het Sticht, (Ned. K., 159) 1881, 11.
Het herstel van het grafmonument in de N. H. Kerk te Amerongen,
(Buil. O. B„ VIII, 46) 1907. 68.
Het Koningshuis te Renen, (Buil. O. B. 2, IV, 66) 1911, 75.
Verslag over de opgravingen van Rom. oudheden te Vechten 1892—94,
(Versl. Pr. U. G., 122) 1895, 36.
IV. Gemeente Utrecht.
(De monumenten van geschiedenis en kunst in de gemeente Utrecht)
in: Voorl. lijst der N. Mon. v. G. en K. I Utrecht, 1908, 70.
Oude huizen te Utrecht, met afb. door G. de Hoog Hz. (Bouwk. Ts. XX 1.)
1902, 52.
De Renaissance te Utrecht, (Bk. Ts. XXIV 63) (O. H. i. U.) 1908, 70.
Oude huizen te Utrecht enz. (2de uitgave) 1911, 76.
Oude Utrechtsche poortjes, (U. D. 11 Sept1911, 76.
De Dom van bisschop Adelbold, (Ar. G. A. U. XXVII, 307) 1901, 50.
Aanteekeningen betreffende den bouw van den Dom te Utrecht, (Ned. K
159) 1881, 11.
De Dom van Utrecht, (U. D. 25 Oct.—1 Nov.) (O. U. V.) 1896, 39.
Het schip van den Dom te Utrecht, ingestort in 1674, (Afb. van Oude
Gebouwen) 1905, 59.
Het schip van den Dom van Utrecht, (Bouwk. 160) 1909, 71.
De Dom van Utrecht, 30 platen met tekst, 1906, 65.
De heer Weissmann en zijn Dom te Utrecht, (N. S. 416) 1906, 67.
Drie bisschopsgraven, (Ned. K. 377) 1880, 10.
De graftombe van bisschop Fred. v. Blankenheim te Utrecht, (Buil. O. B.
V, 90) 1903, 57.
Die S. Salvatorkirche in Utrecht. Eine merowingische kathedrale. (Wd.
Z. G. K. XVI, 256) 1897, 41.
Vertaling hiervan (Ar. G. A. U. XXV, 21) 1898, 43.
Nog iets over de St, Salvatorskerk te Utrecht, (Ar. G. A. U. XXVII, 287)
1901, 51.
