42
overbracht, dat het H. M. de Koningin behaagd had hem te benoemen
tot commandeur in de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Enkele vereenigingen boden bij deze gelegenheid aan Jhr. De Stuers
het eerelidmaatschap aan, andere zonden gelukwenschen, o. a. het bestuur
onzer vereertiging, dat daarop eene dankbetuiging mocht ontvangen. Het
eerelidmaatschap behoefden de archivarissen niet meer te schenken, want
Jhr. De Stuers bezit dit reeds lang. Zijne verdiensten ten opzichte van
de archieven, de archiefgebouwen en de archivarissen zijn in onzen kring
algemeen gewaardeerd, en meermalen is aan onze erkentelijkheid in dit
orgaan uiting gegeven. Ook nu wenschen wij dit te doen geschieden,
te meer nu door een samenloop van omstandigheden, ten deele door de
onervarenheid van den nieuwen redacteur, de vorige aflevering van het
Archievenblad, dat doorgaans in September uitkomt en ook nu vóór 20 Octo
ber persklaar was, eerst na dien dag verschenen is, zonder een aan Jhr. De
Stuers gewijd artikel. Wij achten ons gelukkig, dat onze voorzitter bereid
geweest is om zijne bijdrage in Het levenswerk van Jhr. Mr. Victor
de Stuers, herdacht door zijne vrienden, met toestemming van
den uitgever (A. Oosthoek te Utrecht), in dit nummer te doen herdrukken.
Victor de Stuers en de Nederlandsche archieven.
Gelukkig onder allen, die hulde brachten aan De Stuers, mag ik mij
zeiven noemen. Want bijna allen bespraken een onderdeel van De Stuers'
werkzaamheid, dat, hoe verdienstelijk ook, toch aanleiding heeft gegeven
tot kritiek, soms, indien het eene geruchtmakende zaak betrof, tot veel
kritiek. Toegegeven, dat de taak ook van deze schrijvers in verreweg de
meeste gevallen gemakkelijk was; want ook al ware al deze kritiek gegrond,
dan nog zou, naar mijne bescheidene meening, De Stuers' werkzaamheid
loffelijke vermelding verdienen, omdat hij in zijn tijd op al deze nieuwe
terreinen van actie baanbreker is geweest. Maar toch herhaal ik, dat ik
mij zeiven exceptioneel gelukkig durf noemen. Want aan mij is het zeldzame
voorrecht te beurt gevallen, om dat deel van de werkzaamheid van onzen
zeventigjarige te herdenken, waarover iedereen, die waarlijk op de
hoogte der zaken is, met bevrediging, met dankbaarheid moet spreken,
en waarover ook nooit anders dan met bijzondere waardeering gesproken
is, zelfs niet, voor zoover mij bekend geworden is, in partikuliere ge
sprekken.
Van het optreden van De Stuers aan Binnenlandsche Zaken als hoofd
van de afdeeling, waartoe het archiefwezen behoort, dagteekent eene geheel
nieuwe periode in de geschiedenis van dit vak. Sedert den dood van
Bakhuizen van den Brink, die te kort aan het hoofd van het Nederlandsche
43
Rijksarchief had mogen staan en wiens machtig organiseerende hand, die
zoo gelukkige impulsies had gegeven, al te spoedig door den dood ver
stijfd was, had het Nederlandsche archiefwezen onder de weinig krachtige
leiding van den ouden Van den Beroh jarenlang stilgestaan; eerst met
het optreden van De Stuers in 1875 is er weder gang en leven gekomen
in dezen tak van dienst. Hoewel persoonlijke verschillen de goede ver
standhouding tusschen hem en den Algemeenen rijksarchivaris al spoedig
kwamen verstoren, hoewel de samenwerking sedert moeilijk, elke stap
somtijds zwaar werd, is toen toch snel en zonder ophouden prachtig werk
verricht.
In enkele jaren is eene nieuwe organisatie van het archiefwezen tot
stand gekomen. Met vaste hand is voortgewerkt, geheel in de lijn van
Bakhuizen van den Brink; naar het Belgische voorbeeld zijn de oude
provinciale archiefdepöts één voor één opgevorderd voor het Rijk en
gesteld onder beheer van een rijksambtenaar, terwijl de opperste leiding
is gelegd in de handen van den directeur van het Algemeene rijksarchief.
Toen onlangs Bakhuizen van den Brink's concept-archiefwet werd terugge
vonden, bleek het met één oogopslag, hoeveel men sedert den dood van
den grooten man was vooruitgegaan, hoeveel in weinige jaren bereikt
was, dat hij zelf nog nauwelijks had durven hopen. Hoe zou hij zich
verheugd hebben, als hij het had kunnen zien
Ook de organisatie der rijksdepóts zeiven is door De Stuers het
eerst op vaste grondslagen gevestigd: doorhem zijn in 1897 de Regelen
voor de indeeling, ordening en inventarisatie van 's Rijks
archieven geredigeerd, die op logischen en wetenschappelijken grondslag-
den inhoud der verschillende rijksdepóts voor goed vaststellen. Hij zelf
heeft ze geredigeerd: nog herinner ik mij, hoe wij ze samen bespraken
en hoe ik zijn helder inzicht in de organisatie van dezen tak van dienst,
die hem door zijne vroegere vorming volkomen vreemd was, bewonderde.
Maar De Stuers heeft het daarbij niet gelatenaltijd verder streefde
hij. De jaarlijksche bijeenkomsten van de rijksarchivarissen, onder leiding
van den Algemeenen rijks-archivaris, heeft hij in het leven geroepen,
eene instelling, éénig in hare soort, die zooveel bijdraagt tot de krachtige
ontwikkeling van het archiefwezen in de goede richting. Had het aan
hem gelegen, ik geloof, dat hij er ook de gemeente-archivarissen zou hebben
toegelaten, en zeker, zoolang de Archivarissen-vereeniging nog niet
bestond, zou dit een zegen zijn geweest.
Ook de Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën, die den
arbeid der archivarissen productief maakt voor de wetenschap, is door de
krachtige hulp van De Stuers tot stand gekomen. Daardoor worden de
aichieven nader gebracht aan de praktijk en hooger gewaardeerd; hun
groot belang voor de wetenschap wordt algemeener erkend dan te voren.