62
Middelburg. Aan den polder Walcheren werd in bruikleen
afgestaan het octrooi van Keizer Karei V op het reglement van het
eiland Walcheren, 1546. (Inv. de Stoppelaar, no. 1948).
S c h i e d a m. Aan het Rijk werden afgestaan
1 Register van erfscheidingen.
2 Het archief van den hoofdgaarder en de ondergaarders van
de gemeene middelen in het ressort Schiedam.
3°. Eenige rekeningen, staten en verantwoordingen, alle voorzien
van het opschrift „Omme den lande" of „Omme 't land", uit de 18e
en het begin der 19e eeuw.
Utrecht Aan kerkvoogden der Nederd. Hervormde gemeente
werden afgegeven eenige rekeningen en andere stukken, afkomstig
uit de archieven der Buurkerk en der St. Nicolaaskerk, en voor eenige
jaren door een particulier aan het archief der stad geschonken.
H. P. COSTER.
Boekbespreking.
De rekeningen en andere stukken, in 1607 uit de Hollandsche
rekenkamer naar de Zeeuwsche overgebracht. Het Henegouwsch-
Beiersche tijdperk, 1319- 1432, door dr. K. Heeringa.
Het verzoek van den redacteur van het Archievenblad om den boven
vermelden inventaris in ons tijdschrift aan te kondigen, brengt mij in
eenige verlegenheid. Immers deze publicatie sluit zich geheel aan bij die
van den inventaris van de^ rekeningen uit het Bourgondisch-Oostenrijksche
tijdvak, welke door mij zelf bewerkt is, en mijn opvolger in het ambt van
Rijksarchivaris in Zeeland heeft zich bij de inrichting er van gehouden
aan het voorbeeld van zijn ambtsvoorganger. Ook hier volgen op den
inventaris zelf eerst eene regestenlijst, daarna een paar bijlagen waarvan
de eene reeds in het vorige deel was aangekondigd en de andere zich
aansluit aan bijlage II van den inventaris der Bourgondisch-Oostenrijksche
rekeningen en ten slotte de indices. Het past mij dus niet hierover
te oordeelen.
Alleen ten bewijze dat ik het werk met belangstelling heb doorgezien
moge de opmerking strekken, dat het mij voorkomt, dat dr. Heeringa'
somtijds in eigennamen de ij gebruikt, waar het m.i. wenschelijk ware
eene y af te drukken. Wel is waar zeggen de Regels voor de
uitgave van handschriften, door het Historisch genootschap vast
gesteld 2, d), dat men y in tweeklanken en in opene lettergrepen, ij
in geslotene lettergrepen moet gebruikenmaar dat laatste is, naar algemeen
wordt erkend, met juist. Als de letter wisselt met de korte i, behoort
63
men ook in gesloten lettergrepen y, niet ij ii) te doen drukken.
Daarom schijnt mij de spelling Waddijn (in hetzelfde regest wisselende
met Wadden), Wijtman, Florijs, Jonijs enz. minder juist. Het is waar,
dat de meeste regesten, waarin die namen voorkomen, uit oorspronkelijke
stukken getrokken zijn, en dan kan de bewerker zich gehouden hebben aan
de spelling van het handschrift zelf; maar de naam Jonijs komt alleen in
een afschrift voor, en dan moet men volgens de bovenaangehaalde regels
de letterteekens y en ij gebruiken, zooals dat grammaticaal behoort.
Verreweg het belangrijkste gedeelte van het werk is echter de inlei
ding, en ik verheug mij zeer, dat ik den schrijver voor de daarin door
hem gegevene uiteenzetting zonder voorbehoud prijzen kan. Zoo spoedig
in den chaos der Zeeuwsche financiën en der Zeeuwsche boekhouding
den weg te hebben gevonden, komt mij voor geene geringe verdienste te
zijn. Omtrent enkele punten moge men het met den heer Heeringa niet
eens zijn, als geheel is deze uiteenzetting van de grafelijke financiën en
de wijze, waarop zij werden verantwoord, een welgeslaagde arbeid. Vooral
het vele nieuwe, dat hier uit de rekeningen van Beoosten Schelde
geboden wordt, verdient wel de aandacht.
Het zij mij echter geoorloofd hier op één punt te wijzen, waaromtrent
ik het niet met den geachten schrijver eens ben. Het is trouwens een
punt, waaromtrent de schrijver zelf zich niet met beslistheid heeft uit
gelaten. Het betreft den oorsprong van het schot of de jaarbede. „De
oorsprong van deze heffing", zegt dr. Heeringa, „ligt vóór den tijd,
waartoe de oudste rekeningen teruggaan, zoodat wij slechts kunnen gissen,
dat zij moet worden vergeleken met hetgeen elders schot of botting genoemd
is, en dat zij oorspronkelijk alleen betaald is door de onvrije lieden".
Deze voorstelling, aan wat van Holland gezegd wordt, ontleend, schijnt mij
ten onrechte, zelfs als gissing, op Zeeland toegepast. Allereerst wil het er bij
mij niet in, dat eene b'ede niet oorspronkelijk zou zijn geweest, wat het woord
aangeeft, een verzoek van den landsheer aan zijne onderdanen of eene
bepaalde categorie er van, een verzoek, dat, uit den aard der zaak,
rechtens ook kon worden geweigerdanders was het geen verzoek, geene
bede meer, maar eene schatting, welke de landsheer het recht had te
vorderen. Nu is het waar, dat de oudste Zeeuwsche beden jaarbeden zijn,
die op eene vaste heffing waren gefixeerd, en dus niet konden worden
geweigerdmaar dr. Heeringa zelf heeft er terecht aan herinnerd, dat
de oorsprong dier jaarbeden teruggaat tot eene periode, die vóór de
oudste bewaarde rekeningen ligt. Reeds vóór dien tijd moet dus de
bede op eene vaste opbrengst zijn vastgesteld, en dat kan slechts zijn
geschied tengevolge van eene overeenkomst tusschen den landsheer en
zijne onderzaten, waarbij de eerste afzag van het recht om meer te vragen,
de laatsten zich bereid verklaarden in eene vaste bijdrage 's jaars toe te