168 alle gesol hebben kunnen voorkomen in plaats van beeindigen. Maar hoe laat dan ook, met volle overtuiging werd die overweging door burge meester Van Leeuwen dan nu naar voren gebracht. De Raad was blijkbaar onder den indruk. Slechts vijf leden van de 32 aanwezigen waagden het nog tegen de voordracht te stemmen. Het voorbereidend werk van de verbouwing van het voormalige raadhuis van N. Amstel en het bouwplan van het nieuwe depot vorderde een ander tweetal jaren en leidde nog eerst tot een voordracht om de gevoteerde som met f 12.000 te verhoogen, teneinde den gevel van het depót in overeenstemming te brengen met den stijl van het hoofdgebouw. Op 23 October 1911 had de aanbesteding plaats, waarbij het bouwen van het nieuwe depót gegund werd aan den aannemer A. G. Höfte voor f 42.865 en het maken van de betonijzerwerken van dezen bouw aan den aannemer H. A. Bürmann voor f 11.950. In December van het vorige jaar had de oplevering plaats. Zooals de afbeelding doet zien, zijn beide gebouwen aan de noord zijde vereenigd en aan de zuidzijde door een plantsoen gescheiden. Wat het hoofdgebouw betreft, daarin zijn gelijkstraats de binderij, de sorteer- kamer en het magazijnen op den hoek van den Amsteldijk en de Tolstraat is de woning van den concierge, van binnen door een brandvrije deur afgescheiden. Aan weerszijden van het bordes zijn op de eerste verdieping de kamers van archivaris en adjunct-archivaris, de vestibule en nog vier ruime kamers, bestemd voor de boekerij over de stad en de hulpbibliotheek. Op de tweede verdieping zal aan de zuid- of Tolstraatzijde, die zich op de afbeelding vertoont, een, naar ik hoop, alleszins doelmatige werkkamer voor het publiek zijn aangewezen Daarnaast, aan de zijde van den Amsteldijk, biedt de ruime zaal, de vroegere raadszaal van N. Amstel, gelegenheid tot een voortreffelijke installatie van den historisch-topographischen atlas der stad. De overige vier kamers zijn bestemd voor kleinere archieven van collegiën en commissiën, fiscale archieven en de restant Gilden-archieven. Het depót, ruim 20 meter lang en ongeveer 12 meter breed, met afgescheiden trappenhuis, is binnen zijn van gebakken steen gemetselde wanden geheel in gewapend beton opgetrokken. De vier verdiepingen met de ruimte gelijkstraats zullen ongeveer 800 ijzeren kastafdeelingen bevatten, waarin aan strekkende meter voor de notarieele archieven tot 1811, 2448, voor de later (1940) te ontvangen protocollen 350, voor de rechterlijke archieven 300, voor het centraal archief der stad 360, voor het weeskamer-archief 200 en voor de Gast- en Weeshuis archieven 100 meter beschikbaar zijn. Een ladenrek van 140 meter zal de charters bevatten. Te zamen alzoo 3898 strekkende meter. De berekening van een en ander is zeer ruim genomen, zoodat voor tal van jaren ook 169 nog ruimte bestaat tot plaatsing van het stadsarchief na 1812. Op den ruimen zolder van het depót is voortreffelijke gelegenheid tot het maken van photographische reproductiën van oorkonden en atlaszaken en andere stukken. Het geheele bouwcomplex is gebracht onder centrale stoomverwarming naar de nieuwste voorzieningen, waarvan de ovens zich binnen een brand vrije afsluiting in het sousterrain van het hoofdgebouw bevinden. In dit gebouw is ook electrische leiding tot verlichting aangebracht. Ten behoeve van de conciërgewoning en de binderij is beneden gelijkstraats tevens gas- aanleg. In alle lokalen is gezorgd voor doelmatige inrichting tot lucht- verversching. Wij willen hopen, dat dit jaar nog de verhuizing zal aanvangen. Het depót wacht de kasten. Wie van mijn ambtgenooten lust mocht hebben eens een kijkje te komen nemen, wil ik gaarne de gelegenheid daartoe geven. Hij melde mij dan vooraf zijn komst. Mei 1913. W. R. VEDER. Kleinere bijdragen. Terechtgekomen archiefstukken. In het archief der gemeente Rotterdam bevindt zich een band met ingekomen missives van 1813, op den rug gemerkt nr. 701—1192. Bij het laatste nummer is door den toenmaligen stadssecretaris Lambertus van Oyen Az. aangeteekend„De verder ontvangen Missives zijn door den Heer Maire (Carolus Jacobus Blankenheym) geligt en niet weder teruggegeven". Hieronder heeft de stadsarchivaris J. H. Scheffer in 1871 het volgende neergeschreven: „De hierachter volgende Brieven van den Zoon van den Maire, den Oud-wet houder Dominicus Blankenheym, op mijn verzoek terugbekomen in het begin van het jaar 1871". De teruggegeven brieven loopen van 16—18 November; ze zijn tien in aantal en vrij regelmatig genummerd 11931201 (enkele brieven zijn ongenummerd, een paar dragen hetzelfde nummer). Het is niet zeker, of met dit tiental alle meegenomen brieven in het archief zijn teruggekeerd de op den achterkant geplaatste nummers 15, 17, 19, 22, 23, 23bis, 25, 27, 42 doen eerder het tegendeel vermoeden, hoewel hierbij in aanmerking- genomen moet worden, dat de eerste veertien nummers voor het grootste deel aanwezig zijn, doch, als van vroegeren datum, meer naar voren zijn ingebonden. Archieven op weg naar Frankrijk. Burgemeesteren en Raad van Rotterdam namen 30 November 1813 de volgende resolutie:

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 9