158
ontdekking, die ten gevolge van het thans gedane onderzoek toevallig
gedaan is".
Nu was echter de aandacht der autoriteiten op de oude doop-, trouw
en begraafboeken der garnizoenskerken gevestigd. De gouverneur der
provincie Henegouwen schreef dan ook al spoedig (2 Juni 1824) aan den
Minister van justitie, dat hem gebleken was, dat bij de opheffing der
garnizoenskerken in 1782 vier registers van de Waalsche kerk van Doornik
c.a. waren overgegeven aan ds. Franqois „pasteur de l'église d'olive" en
door dezen waren bezorgd aan den Waalschen predikant Souchay te
Leiden. Die registers berustten thans, meende de gouverneur, onder ds.
Moquette aldaar, die er extracten uit afgaf ten behoeve van belang
hebbenden. Ds. Moquette, over de zaak geïnterpelleerd, verklaarde in
een brief van 4 Juli 1824, nader gerectificeerd in een schrijven van 15
Juli d.a.v., dat niet hij, maar de Waalsche kerkeraad te Leiden die registers
en nog andere van de voormalige Waalsche kerken te Doornik, Namen
en IJperen bezat. Hij had die grootendeels reeds in 1792 ontvangen van
de classis Walcheren waarheen zij in 1782 abusievelijk met de papieren
der Nederduitsche gemeenten waren gezonden omdat de kerkeraad van
Leiden was aangewezen als bewaarder van de papieren van opgeheven
Waalsche kerken. Op denzelfden grond had later ds. Francois de nog
onder hem berustende registers aan den Leidschen kerkeraad overgedragen.
Namens den kerkeraad verklaarde ds. Moquette zich bereid alle papieren
der Waalsche kerken in de barrièresteden, die onder hem mochten berusten,
aan de Regeering af te staan. Bij de overgifte zelve der papieren bij
brief van 25 Juli bleken er echter ook documenten, afkomstig van de
kerken van Rijsel, Meenen, Veurne en Aire, aanwezig te zijn. Hierachter
in de Bijlage is de lijst der toen overgedragen archiefstukken opgenomen.
De Directeur-generaal voor de zaken van den Hervormden eeredienst
verdeelde de stukken in dezer voegede registers, afkomstig van de kerk
te Doornik, dit waren alleen doop-, trouw- en begraafboeken zond
hij aan den Minister van justitie ten behoeve van den ambtenaar van den
Burgerlijken Stand te Doornik, die, afkomstig van de kerken te Namen,
IJperen en Meenen, aan de kerkeraden der protestantsche gemeenten aldaar,
met last de doop-, trouw- en begraafboeken af te geven, wanneer de be
voegde autoriteit er hen om vroeg, en eindelijk die, afkomstig van de
kerken te Rijsel, Veurne en Aire, hoewel er ook oude Burgerlijke-
Standsregisters van Veurne bij waren bleven gedeponeerd in het
archief van het Departement voor de zaken van den Hervormden eeredienst.
De archieven der meeste Waalsche gemeenten en die der Neder
duitsche gemeente te Doornik waren dus nu weder in hunne oude bewaar-
i) Rijsel en Aire liggen en lagen reeds toen in Frankrijk.
159
plaatsen aangeland maar die der Nederduitsche gemeenten behalve Doornik
berustten nog in de classicale archieven van Middelburg, Goes en Maastricht.
Ook deze zaak kwam echter spoedig aan het rollen. Het schijnt de pro
testantsche gemeente te Namen te zijn geweest, die tot deze beweging
den eersten stoot gaf. De kerkeraad zal de zaak bij de classis te Brussel
en deze haar weer bij het provinciaal kerkbestuur van Limburg aangebracht
hebben. Althans dit laatste benoemde eene commissie om onderzoek te
doen naar de papieren, afkomstig van de voormalige Nederduitsche kerken
in de barrièresteden. Dat onderzoek ging niet zeer diep. Het leidde tot
het resultaat, dat de papieren, afkomstig van die kerken, welke onder de
classis van Walcheren geressorteerd hadden, waren overgebracht naar het
archief van dat classicaal bestuur, maar dat omtrent het archief der Neder
duitsche garnizoenskerk te Namen alleen bleek, dat de doop- en trouw
registers dier gemeente over 17131782 in vier banden in 1810 naar
het Ministerie van oorlog te Amsterdam waren overgebracht. Omtrent de
garnizoenskerk van Dendermonde zweeg het rapport. Het provinciaal kerk
bestuur bracht deze bijzonderheden 9 October 1824 ter kennis van den
Directeur-generaal voor de zaken der Hervormde en andere eerediensten,
onder mededeeling dat het „deze zaak aan de wijsheid en voorziening (Zijner)
Excellentie met vertrouwen" aanbeval. Natuurlijk werd er dus geen besluit
op genomen, en was er een nader schrijven noodig van den garnizoens
predikant Van Exter te Namen, dd. 6 December 1824, waarin naar aan
leiding van een ingekomen verzoek om een extract uit het doopregister,
de aandacht nogmaals op de zaak gevestigd en overbrenging der oude
Namensche registers naar Namen verzocht werd. De Directeur-generaal
wendde zich nu zoowel tot het Departement van oorlog als tot het clas
sicaal bestuur te Middelburg. Het onderzoek bij het Departement van
oorlog had na lang wachten toch het gewenschte resultaat: bij schrijven
van 20 October 1827 (n°. 5) konden aan den Directeur-generaal worden
toegezonden vier registers, afkomstig van de Nederduitsche garnizoenskerk
te Namen, waarvan de inhoud aldus wordt beschreven
Dl. 1. Protocol van den kerkeraad 17131728; register der ge-
doopten 17131728; register der getrouwden 17131728;
register van afgelegde geloofsbelijdenissen 17141724.
Dl. 2. Register der gedoopten 1725—1746; register van afgelegde
geloofsbelijdenissen 17251728.
Dl. 3. Register der getrouwden 1728 1746.
Dl. 4. Register der gedoopten 1749—1782; register der getrouwden
1749 1782.
Deze deelen werden gezonden aan den kerkeraad te Namen met
opdracht de doop- en trouwboeken af te dragen aan de regeering der
stad. Ongelukkig had de commissie uit het provinciaal kerkbestuur zijne