112
Item noch betaelt aen den schilder, van het
horlogie ende den wyser te schilderen, ende oock
aen den scrijnmaeckere, van die casse vernyeuwt
thebbene ende die dooren gemaect thebbene,
tsamen betaelt, soo aen den schildere als aen den
scrijnmaeckere 37 sc. 10d.
In margine: Dit horologie moet die deur-
waerdre verandtwoorden, ende sijn hem syne gaigen
voor het stellen van dyen verhooght.
Item noch betaelt voor het voeren van de
voorscreven horologie ende casse, aen eenen cruy-
wagener, om tot diverssche stonden ende reysen
gevoert te hebbene die voorscreven casse tot
diverssche scrijnmaeckers, die twerck nyet en
wilden aenveerden, omdat zy zoovele te doene
hadden, ende pronselwerck was, soo zy zeyden,
ende voorts weder die casse metten hoorlogie
gevoert naer schip, hebbende gevoert geweest tot
3 oft 4 reysen toe, zoo totten scrijnmaecker, schil
dere als totten schepe, betaelt 2 sc. 10 d.
Item noch betaelt voor het register van alle de
placaten zedert het saisissement van den Raede van
den Staten, zoo aen Plantinum als aen Hammon
tot Brussele, metten binsele ende ligature van den-
selven registere, betaelt tsamen 39 sc. 8 d.
In margine: Hieraff moeten verandtwoorden
die voorscreven pensionaris ende secretaris.
Item noch betaelt voor myne reyse van Ant
werpen naer Brussele om Hammon te spreecken,
midtsdyen dat hy my dede seggen, dat hy sommige
stucken ende placaten soude van nyeuws moeten
doen drucken, betaelt soo int gaen ende keeren
ende onderwegen geteert te hebben 7 sc.
Somma totalis, daerop dat beloopt den uuytgeven
deser reeckenynghe, bedraecht ter somme van 55
17 sc. 6 gr. VI. Compt noch goet van den voor
screven Roëls 8 sc. 6 gr. VI.
Charles de Beaulieu, generael van den Zeeuwschen thol van Yersicker-
113
oyrt, wy ordonneren U te betaelen aen mr. Nicolas Roëls, contrerolleur
van denselven thol, de somme van vijff ende vijfftich ponden, zeventhien
schellingen, zes grooten VI., hiervooren begrepen, ter causse als boven,
ende brengende midts desen behoorlicke quytancie, daer ende soo dat
behoort. Aldus gedaen in 't hoff van Zeelandt tot Middelburch den 27en
Augusti 1579. Onderteekent: I. Teelincx, Pieter de Rycke, Nicolas Blancx
ende C. Taymon.
Wanneer men weet, dat het gewestelijk bestuur van Zeeland in 1578
gereorganiseerd is, en de pensionaris Chr. Roels last heeft ontvangen om
het noodige te doen voor de inrichting van de Statengriffie in de voor
malige Abdij van Middelburg, vereischt het bovenstaande stuk geene toe
lichting. Tot aanvulling diene, dat op 17 Februari 1581 de tresorier-
generaal van Zeeland belast is te betalen „over den coop van een comptoir
„ofte schappraye op de earner van den Rade, om daerinne te bewaren die
„secreten van den lande" de som van 21 gulden.
Bij mij is de vraag gerezen, of het mogelijk zou zijn uit te vorschen,
welke bestemming gegeven is aan de eerst aangeschafte 15 registers. In
de eerste plaats kan men daarbij steunen op de gelijkheid van banden en
watermerken, vooral van de laatste, daar de eerste kunnen zijn vernieuwd.
Verder kan men gebruik maken van de tot in bijzonderheden afdalende
bewoordingen van de ordonnantiën, die opgeteekend zijn in een register,
waarin de reeds besproken ordonnantie van 17 Februari 1581 wordt aan
getroffen. De ordonnantiën voor schrijfloonen aan de klerken vermelden
namelijk in den regel niet alleen het aantal bladen, dat in de registers is
geschreven, maar ook wat op de eerste en laatste bladen van het geleverde
schrijfwerk te lezen staat. Wat betreft de geschreven losse stukken, ver
wijzen de ordonnantiën naar een register, dat daarvan werd bijgehouden
zulk een register bezit het archief van Zeeland uit de oudste tijden echter
niet meer, zoodat niet kan worden nagegaan, of hierin bij uitzondering
ook schrijfwerk in registers geboekt is. Ik vermoed, dat dit soms wel
het geval is geweest, omdat de posten in 't ordonnantieboek niet omtrent
alle bladen van de oudste registers uitsluitsel geven.
Bij de bestudeering van de posten valt het op, dat het berekende getal
bladen sterk afwijkt van het verschil tusschen de folionummers van de
bladen, die het eerste en laatste blad van het verrichte werk zijn volgens
de omschrijving van den inhoudmaar dit bezwaar lost zich aanstonds op,
wanneer men aanneemt, dat de bladen in al de groote registers voor vijf
bladen zijn geteld. Het loon van de klerken leeren wij kennen uit de
tweede geregistreerde ordonnantie, van 15 Augustus 1578'), welke luidt:
V De eerste, van den vorigen dag, betreft eene leverantie van turf ten behoeve
van Staten en Raden.