152
en wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, om onderwijs te geven
in de middeleeuwsche geschiedenis en palaeographie.
N. R. C., 20 Febr. 1913.
De koning der Belgen heeft benoemd tot commandeur in de orde
van Leopold II, prof. dr. F. J. L. Krümer, te 's-Gravenhage, hofraad,
directeur van het Koninklijk Huisarchief.
TV. R. C., 6 Febr. 1913.
Aanwinsten van het Rijksarchief in Limburg. De heer
A. F. van Beurden, landmeter van het kadaster te Roermond, die reeds
meermalen van zijn belangstelling in 's Rijks wetenschappelijke verzamelingen
deed blijken, heeft aan het Rijksarchief in Limburg de volgende archivalia
ten geschenke gegeven
la.: Een charter van 1496 betreffende de broederschap van den H.
Franciscus in de kerk der Minderbroeders te Roermond; lb. Een charter
van 1523 betreffende de kerk van den H. Geest aldaar. 2. Stukken
uitgegaan van het leenhof van Culemborg. 3. Een stuk betreffende de
familie Cox. 4. Stukken betreffende de heerlijkheid Well, Ayen en
Bergen. 5. Stukken betreffende de heerlijkheid Afferden en Blijenbeeck.
6. Een memorieboek der stichting Leonard Ingenray cum suis op het
altaar der H. Anna in de parochiekerk te Venlo.
Aan den schenker is de dank der Regeering betuigd.
N. R. C., 29 Dec. 1912.
Gemeente-archief Gouda. In het einde van 1912 had de
overbrenging der oude notarieele archieven uit Den Haag plaats. De
aldus naar de stad van herkomst teruggebrachte stukken, 1082 nummers
in het tevoren opgemaakte proces-verbaal, loopen van 1593 tot 1811; 91
Goudsche notarissen zijn er in vertegenwoordigd.
Gemeente-archivaris Haarlem. B. en W. van Haarlem stelden
den raad voor, om het salaris van den nieuw te benoemen archivaris op
1000 te bepalen en dat van den adjunct-archivaris op 300.
De raad nam in zijn vergadering van 26 Februari 1913 dit voorstel
zonder discussie aan, doch bepaalde, dat de adjunct-archivaris Jhr. H. H.
Röell, zoolang hij in zijn tegenwoordige functie blijft, f 1000 zal behouden.
Den 22 Januari 1913 overleed te Gent de bekende oud-bibliothecaris
van de Universiteits-bibliotheek aldaar, de heer Ferdinand F. E. van der
Haeohen.
153
Yerbouwing van het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken. De Commissie voor de Grafelijke Zalen, door den Minister van
Waterstaat uitgenoodigd, haar oordeel mede te deelen omtrent verschillende
bezwaren, die door de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn ingebracht
tegen de plannen voor de verbouwing van het Departement van Binnen-
landsche Zaken, heeft bij schrijven van 30 Januari 1913 (Bijlage van de
Memorie van Antwoord) over de archiefberging in het ontworpen gebouw
het volgende gezegd
„Eindelijk heeft Uwe Excellentie nog wel aan ons oordeel willen
onderwerpen de bezwaren, die te berde zijn gebracht ten opzichte van de
voorgenomen archiefberging in het sousterrain van het ontworpen gebouw.
Ook omtrent deze vraag heeft Prof. Evers zijne meening aan Uwe
Excellentie medegedeeld. Z.i. kan tegen de werkkamers van de ambtenaren
aan de Vijverzijde geen overwegend bezwaar bestaan. De eigenlijke berg
ruimten kunnen z.i. bij goede constructie en ventilatie aan brandveiligheid,
vochtvrijheid en constante temperatuur voldoen.
De dagverlichting zal gering wezen, „doch (merkt Zijn Hoogedelge
strenge op) worden deze ruimten door enkele ambtenaren slechts weinig en
voor korten tijd bezocht, dan is het bezwaar gering."
Onze Commissie is het hiermede geheel eens en meent er op te
moeten wijzen, dat in den modernen tijd bij groote gebouwen de ruimten
onder den grond steeds meer en meer worden benut, hetgeen dank zij
den vooruitgang van wetenschap en techniek geen bezwaar behoeft op
te leveren.
Waar de hoogleeraar het aanbrengen van een grooten wolfskuil aan
de Binnenhofzijde niet gewenscht acht, geheel overeenkomstig onze opvat
ting, daar oppert hij tevens een denkbeeld ter verbetering van de dagver
lichting der kelders aan de zijde van het Binnenhof,welke onze
Commissie uit practisch oogpunt meent te moeten ontraden
Deze bezwaren, welke ook door Prof. Evers niet uit het oog zijn
verloren, hebben Zijne Hoogedelgestrenge er toe geleid,gewij
zigde oplossingen van de kelderramen voor te stellen, waarmede wij ons
in hoofdzaak wel kunnen vereenigen.
Een schets van een keldervenster, zooals wij meenen te kunnen
aanbevelen, hebben wij de eer bij de stukken te voegen, waaruit blijkt
dat de doorloopende open wolfskuil vervalt."
Voorloopig Verslag. Aan het Voorloopig Verslag der Commisie
van rapporteurs, over het ontwerp van wet tot vaststelling van hoofdstuk
V der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1913, ontleenen wij het volgende:
Vide afdeeling, Kunsten en Wetenschappen.
Rijksarchivaris. Art. 174. Bij Koninklijk besluit van 26 Maart